Reisverslag Ethiopië
Debre Markos - Bahar Dar - Tis Isat - Gondar - Debark - Simiengebergte - Aksum - Adrigat - Korem - Lalibela - Dessie - Awash - Harar - Nazaret - Arba Minch - Turmi - Mago NP - Jinka - Konso - laatste dag
"Ethiopië, wat heb je daar nou te zoeken?" vroeg men toen we vertelden dat we hier heen zouden gaan. "Dat is toch dat land waar al die mensen in de woestijn liggen creperen en doodgaan van de honger?" Dit was ook het beeld dat ik op mijn netvlies had staan voordat ik me verdiept had in dit land. Ethiopië, met zijn christelijke orthodoxe cultuur in het bergachtige noorden, zijn stammen in het tropische zuiden, zijn qat kauwende moslims in het oosten, heeft veel meer te bieden dan alleen dat kleine stukje droge Danakil woestijn dat wij steeds op tv te zien krijgen. De wekker loopt vandaag om 5 uur af. We hebben zo het gevoel dat dit de komende 4 weken vaker zal gebeuren. Om 6 uur komen Fabian en Gerjanne voorrijden. Gelukkig is er niets van de voorspelde ijzel te bespeuren, maar het regent wel pijpenstelen. We rijden in een rustig tempo naar Schiphol. Hier is het verschrikkelijk druk. We checken in bij de terminal en zien dat we geen plaatsen naast elkaar hebben. Ook het vliegtuig is overboekt. Nu kunnen we niet meer van plaats wisselen. We nemen afscheid van onze kinderen en lopen richting de gate. Na een tussenlanding in Khartoum, waar we een uur moeten wachten, landen we om 22.15 Ethiopische tijd in Addis Abeba. Hier worden we keurig opgewacht en rijden naar het Ibex hotel. De kamer is redelijk goed, maar de douche ziet er niet uit. We hebben zo het donkerbruine vermoeden dat in deze vakantie de hygiënische omstandigheden niet geweldig zullen zijn. Maar we duiken snel ons bed in. Dag 2 Addis Abeba Zoals zoveel grote steden in de Derde Wereld heeft ook Addis Abeba de laatste jaren, vooral tijdens en direct na de burgeroorlog tegen Mengistu en de grote hongersnood, een grote toestroom te verwerken gekregen van berooide plattelandsbewoners. Als gevolg daarvan zijn er grote krottenwijken ontstaan, zowel in het centrum van de stad als aan de rand ervan. Bovendien zijn er op straat heel veel oorlogsinvaliden, bedelaars en daklozen. De stad (’nieuwe bloem’ in het Amhaars) is zo’n kleine honderd jaar oud en is er één van grote tegenstellingen: lawaaierige straatjes vol met verkopers, grazende geiten, en toeterende auto’s, brede schaduwrijke avenues met luxe hotels, villa’s, dure restaurants, zakenlui, ontwikkelingswerkers, priesters in hun religieuze outfit, bedelaars en vrouwen met traditionele gewaden en haardrachten. Je vindt er stalletjes met de meest uiteenlopende producten en talloze barretjes waar de Ethiopiërs hun ’buna’ en spris ( een mix van avocado, mango en papaja) drinken.
We bezoeken eerst het Nationaal Museum. Hier staan de overblijfselen van Lucy, een van de oudste hominiden ter wereld die door de Ethiopiërs liefkozend Dinkenesh, 'Je bent fantastisch', wordt genoemd. Lucy is in 1974 ontdekt en is 3.500.000 jaar oud. Zij is vernoemd naar de populaire beatlessong: Lucy in the sky. Haar hersenen waren niet groter dan die van een chimpansee, maar ze liep wel rechtop. We horen van de gids dat er wel enkele verschillen zijn met de mens van nu. Onze herseninhoud is groter, we hebben een grijpfunctie, dwz dat we de duim bewegen ten opzichte van de vingers, en de rugwervels zijn anders. Het aapje dat we zien is representatief voor het eerste en meest complete skelet van een kind dat ooit is ontdekt. Het was ongeveer 3 jaar oud toen ze 3.3 miljoen jaar geleden stierf. 150.000 jaar voor Lucy.
Daarna gaan we naar de St. George Kathedraal op een kleine heuvel. Het is een tamelijk klein, achthoekig gebouw dat van buiten niet echt op een kerk lijkt. Er heerst een serene rust in het parkje rondom de kerk. Veel gelovig kussen de muren en deuren van de kerk. Het naburige (kleine) museum bevat oude ceremoniële kleding, kruisen en bijbels. We moeten in alle kerken de schoenen uit doen. Op sokken lopen we over de kleden. Er zitten veel vlooien in de kleden. Na de lunch rijden we met de bus naar de Entoto-berg. Deze is dicht begroeid met eucalyptusbomen en overal zijn inwoners van de hoofdstad bezig met het sprokkelen van brandhout, dat tot op vandaag gebruikt wordt om het eten te koken. Op de top van de Entoto-berg hebben we een schitterend uitzicht op de hoofdstad en de wijde omgeving.
We gaan met een taxi naar het Hilton hotel om geld te wisselen. Onze tassen moesten door een scanner en wijzelf worden ook gescand voor we naar binnen mogen. We wisselen 300 birr voor 3 pakketten van 100 1 birretjes voor de foto’s die, later in de reis, betaald moeten worden. Het is nu kerstavond hier. Ethiopiërs vieren 'Genna' of 'Leddet' (Kerstmis) op 7 januari. Kerstmis is voor de Ethiopiërs niet zo'n belangrijke feestdag als voor ons. Het Orthodox geloof besteedt meer aandacht aan Maria en de dood heeft een belangrijkere rol dan de geboorte. Op kerstavond christenen naar de kerk waar een speciale dienst wordt gehouden. Alle Ethiopiërs gaan naar de stad en de markt om een geit te kopen. Het is de gewoonte om met je familie met kerst een geit te eten. Je ziet dan ook veel mensen met een (soms onwillige) geit lopen. Ze worden dan aan de voorpoten meegesleept. Ook wordt er veel gras aan de kant van de weg verkocht. Dit strooit men op de vloer en staat voor welkom en gezelligheid. We gaan allereerst naar de dichtstbijzijnde supermarkt en kopen daar een spuitbus tegen vlooien. De meisjes in de winkel, die een kerstmuts dragen, hebben grote lol om onze pogingen duidelijk te maken dat we een vlooienspray willen hebben. Maar uiteindelijk verlaten wij helemaal tevreden de winkel met de spuitbus onder de arm. Wij gaan vanavond eten in een Ethiopisch eethuisje. Ook hier ligt het gras op de vloer. Elke maaltijd begint met het wassen van de handen. Er wordt geen bestek gebruikt. De basis van iedere maaltijd is injerra, een zurige, grauw kleurige, grote pannenkoek. Deze is gemaakt van teff, een fijn graansoort wat in Ethiopië wordt verbouwd. Teff is een graan, dat in heel Ethiopië als tarwe wordt geteeld, maar dat in andere landen als veevoer wordt gebruikt. Er zijn twee soorten teff: rode (die rijker is aan ijzer en mineralen) en witte, en die zijn verantwoordelijk voor de plaatselijke verschillen in de kleur van injera. Daarbij wordt wot, een vlees-, kip-, of groentesaus gegeten. De saus is (erg) pittig gekruid met berbere, een mengel van rode peper en andere kruiden. Soms kun je ook tibs, (gebakken, klein gesneden en mild gekruid, lams- of rundvlees) en kippicato, (kleine stukjes gebakken kip) tegenkomen.
Eet altijd met je rechterhand, de linker is de zogenaamde 'kakhand'. Vingers aflikken en je haren tijdens het eten aanraken wordt als onbeschaafd ervaren. Eet aan de kant van het bord waar je zit. Laat als teken van respect de oudere eerst beginnen. We kunnen vanavond van alles proeven. Er is een soort buffet en veel sausjes, met en zonder vlees, scherp en minder scherp. Ook een erg zure cottage cheese. Maar samen met een pittig sausje was het wel lekker. Er was ook veel zang en dans. De dansers schudden met hun schouders, deze lijken wel los te zitten. Kortom erg gezellig. DAG 3 van Addis Abeba naar Debre Markos via Debre Libanos en de Kloof van de Blauwe Nijl Over de weg bedraagt de afstand van Addis Abeba naar Debre Markos 300 km. De weg is echter bijzonder slecht. We verlaten om 8 uur de hoofdstad Addis Abeba in het noorden via de dicht met eucalyptusbomen begroeide Entoto heuvel. De eucalyptusboom uit Australië die aan het begin van de 20ste eeuw geïntroduceerd werd om het brandstofprobleem in Addis Abeba op te lossen, is een sterke boom die tot wel zeven keer vrijwel kaal kan worden gesnoeid, waarna hij weer vol uitloopt. Tot op vandaag is de eucalyptusboom de belangrijkste leverancier van brandstof voor het overgrote deel van de Ethiopische bevolking. Langs de weg op de Entoto heuvel zijn ook nu weer talloze vrouwen en kinderen met grote bossen brandhout aan het sjouwen. We rijden door de hooglanden, het woongebied van de Amhara bevolking die er de grond bewerkt en er hun kuddes laat grazen. We stoppen onderweg een keer om foto’s te maken van de paarden met mooie dekkleden, waarop de leeuw van Juda staat en een versierd hoofdstel. Deze versieringen komen alleen in de provincie Amhara voor. Het is ongeveer 100 km naar Debre Libanos. Dit is een druk bezocht pelgrimsoord en ligt aan de rand van een vrij diep dal. Het is een van de meest heilige plekken van Ethiopië. Gelegen op de rand van een kloof doet het klooster dienst als pelgrimsoord. Tevens is het een leerschool voor jonge kloosterleerlingen. Volgens de gids mag je het klooster alleen in als je 24 uur geen seks hebt gehad en je mag ook niet ongesteld zijn. We vragen aan de gids waarom er zoveel mensen bij de kerk op de grond zitten. Ze wachten op een gratis maaltijd. Omdat het kerst is krijgen ze die.
Vanaf de 15de eeuw was het Debre Libanos-klooster de residentie van de hoofdabt van Ethiopië, die bijna 'pauselijke' waardigheden bezat en daarnaast de persoonlijke biechtvader en raadgever van de keizers was. Vanwege de grote faam van Debre Libanos werden de gebouwen daar regelmatig verwoest door tegenstanders van de Ethiopische keizers, onder andere door de moslims in de 16de eeuw, en elke keer weer herbouwd. De huidige kerk in Debre Libanos stamt uit 1950 en is vanbinnen versierd met mooie glas-in-loodnamen van de kunstenaar Afewerk Telde. Teruggekeerd op de hoofdweg rijden we via Fiche het diep gelegen dal van de Blauwe Nijl in, dat nogal veel weg heeft van de Grand Canyon in Noord-Amerika. De weg daalt op spectaculaire wijze af naar de rivier. Hier steken we de rivier over via een brug die door de Italianen gebouwd werd in de jaren veertig. Het is nog 200 km rijden over een zeer slechte weg. Onderweg zien we de bevolking tef oogsten. Ze zitten er op hun hurken bij en de tef wordt met een machete afgesneden. Dan maken ze van de afgesneden tef kleine stapeltjes en op een gegeven moment worden het stapels van 1.5 m hoog, in de vorm van een bol. Om 19.45 komen we in het donker in Debre Markos aan. We zitten in het Shebelhotel. Helaas is er geen water. Dag 4 Debre Markus - Bahar Dar
We logeren in het Dib Anbessahotel. Gelukkig hebben we hier water en kunnen we douchen. Tegenover ons hotel staat een soort kiosk waar de hele dag een soort sekteleider preken staat te galmen. Er staan steeds heel veel mensen voor. Hij is dus blijkbaar nogal populair hier. Als we ’s avonds gaan eten zitten er enorm veel bedelaars langs de kant van de weg zitten. Als we lokale bevolking iets zien geven, doen wij het ook. Je kunt er bijna niet aan voorbij lopen. Dag 5 Bahar Dar - Tis Isat-watervallen en Tanameer Het is vandaag in Ethiopische tijd: 30 april 2000, dus koninginnedag. Wij gaan vroeg in de ochtend naar het plaatsje Tis Abai, zo'n 30 kilometer ten zuidoosten van Bahar Dar waar de waterval van de Blauwe Nijl begint. Als we de Portugese brug over zijn komen er twee mannen aan die een draagbaar van 2 stokken, met daarop een zieke, naar boven tillen. De brug werd tussen 1619 en 1620 gebouwd door een Indiase architect in opdracht van de Portugezen. Het is de eerste brug die in Ethiopië over de Nijl is gebouwd en hij overspant de nauwe kloof waardoor de rivier naar het zuiden stroomt.
‘s Middags gaan we met een bootje het Tanameer op met zijn 37 eilandjes. Dit is het grootste meer van Ethiopië en ligt op een hoogte van 1830 m en heeft een oppervlakte van 3110 km² en een maximale diepte van 70 m. Het is er heel aangenaam varen op het Tanameer, vanwege de dichte kragen papyrusriet langs de oevers, de grote verscheidenheid aan watervogels en vooral door de tanqwa's, van de vissers die tot het plaatselijke Woita-volk behoren. De twanka, is een primitief bootje wat gemaakt is van papyrus. Het bestaat uit een samengebonden bundel papyrusriet van een paar meter lang en een halve meter breed. De bouw van een twanka kost twee mensen één dag werken. De boten kunnen maar twee weken gebruikt worden, bij regen of slecht weer zelfs nog korter. Het riet zuigt zich vol met water en als het zich heeft verzadigd, zinkt de boot. De eilandbewoners gebruiken de boten om hun producten zoals teff en koffie naar de markt in Bahar Dar te brengen. De Woita-bevolking leeft in Bahar Dar langs het Tanameer en staan bekend om hun botenbouw. Ze leven afgezonderd en zeer primitief. Ze eten rauw nijlpaardenvlees, deze gewoonte heeft er voor gezorgd dat ze door de andere Ethiopiërs met argwaan worden bekeken. Ze worden de 'zigeuners' van het Tanameer genoemd. De Woita is, doordat ze als 'uitschot' betiteld worden en daardoor minderwaardig worden behandeld, zeer arm. De kleren die ze dragen zijn niet meer als vodden. De hutten die ze bewonen zijn bouwvallig, de kinderen zien er ziek en mager uit. Onderweg passeert de boot het eiland Kebran met zijn aan Gabriël gewijde kerk. Helaas is dit kluizenaarseiland uitsluitend voor mannen toegankelijk. Ze verbouwen daar hun eigen vruchten zoals: bananen, papaja, sinasappelen en koffie. Onze eerste stop is op het Zhege schiereiland. We lopen naar de Dra Kidane Mehret kerk. We lopen langs veel koffie planten, vrouwen die wassen en véél souvenir verkoopsters. De bevolking op deze eilanden is inmiddels bekend met het bezoek van toeristen en probeert een graantje mee te pikken door de verkoop van allerlei religieuze attributen. De gids laat ons een plant zien die de vrouwen gebruiken om hun kleding mooi wit te houden. Ook helpt het tegen bilharzia.
Op de terugweg kopen we een sistra en een Gondar kruis. Kruisen komen in Ethiopië veel voor en vervullen meerdere rollen. Priesters en monniken zijn in het bezit van een handkruis. Ze zegenen hiermee iedere gelovige en de gelovige kust het kruis. De handkruisen worden geschonken door de parochianen. Het vermogen van de schenker bepaalt de uitvoering in meer of minder dure materialen zoals staal, ijzer, hout, steen, brons, zilver een enkele is verguld. De vormen zijn verschillend; veelal verbonden aan stad of streek. Alle kerken en kloosters hebben kruisen die in de processie worden gebruikt. De kruisen mogen niet met de (blote) hand worden aangeraakt, er wordt altijd een doek gebruikt. Vaak is de dunne witte doek al door ringen die daar voor speciaal aan het kruis zitten, heen gehaald. De processiekruisen worden in het Allerheilige bewaard en worden gebruikt om het doop- en wijwater te zegenen. De christelijke Ethiopiër krijgt bij zijn of haar doopsel een mateb (blauw halssnoer, lint of touwtje) als symbool van zijn christelijke identiteit. Later wordt er een klein kruisje aan gehangen en vaak ook een oorlepeltje om het oor te reinigen. Hoe schoner het oor hoe beter het Woord van God gehoord en begrepen kan worden! In Tigray tatoeëren de vrouwen kruisjes op hun voorhoofd of in de palm van hun (rechter)hand om zo hun verbondenheid met het christendom aan te geven. Het tweede eiland dat we bezoeken heet: Entos Eyesu. De kerk staat op een heuvel. Het is een zeer klein eilandje. Als we terug zijn drinken we een lekker sapje op het terrasje bij het meer. We hebben vandaag weer een vegetarische maaltijd. Ethiopiërs eten op woensdag en vrijdag geen kip of vlees. Woensdag omdat Jezus door de joden overvallen werd en vrijdag is hij aan het kruis gespijkerd. Dag 6 donderdag 10-1 Bahar Dar - Gondar
Gondar ligt in het hart van een bergachtig gebied op zo'n 2225 meter hoogte. Vanwege de gunstige ligging, op een kruispunt van drie karavaanroutes, het aangename klimaat en de vruchtbare grond werd Gondar bestemd tot de hoofdstad van de koningen van Ethiopië in de 17e en 18e eeuw. Onder het bewind van Fasilades (1632-1667) maakte de stad een bloeiperiode door. De koning herstelde het traditionele koptisch geloof en gaf de opdracht tot de bouw van vele kerken en kastelen waarbij architecten Portugese, Indiase, Moorse en Ethiopische stijlen combineerden. In de middag arriveren we in Gondar. In Gondar en daarbuiten wonen veel christelijke Amharen die tot in de tijd van keizer Haile Selassie een leidende rol speelden in de maatschappij. Daarnaast vindt men een even grote groep islamitische Oromo. Gondar was eeuwenlang de hoofdstad van het christelijke Ethiopië. Nu zijn een belangrijk deel van de huidige inwoners Moslim. We zien ook aardig wat moskeeën. We dwalen wat door de kleine straatjes, die er erg vies uitzien. Je ziet dat hier veel meer moslims wonen. Opeens word ik staande gehouden door een oude man die mijn hand kust. De groene bonen waar veel mensen hier op kauwen heten sinbra. Het wordt alleen in deze periode van het jaar gegeten. Dag 7 Gondar
We bezoeken ’s
morgens eerst de Debre
Birhan Selassie Kerk. De Debre Birhan Selassie-kerk, 'De kerk van de
drie-eenheid op de berg van licht', is een van de mooiste en bekendste
in Ethiopië. Zij ligt iets buiten de stad op een 2239 m hoge heuvel en
maakt deel uit van een door een hoge muur omgeven kloostercomplex. De
kerk werd gebouwd in opdracht van Yasu de Grote (1682-1706) en ontkwam
op wonderbaarlijke wijze aan de plunderingen en verwoestingen door
Sudanese mahdisten in 1888, omdat die volgens een plaatselijke traditie
verdreven werden door een zwerm bijen. Een poortgebouw met kantelen
biedt toegang tot het kloosterterrein. Op de houten deuren van de poort
staan twee grof geschilderde aartsengelen. Boven in de poort hangen nog
altijd de kerkklokken die namens de Verenigde Oost-Indische Compagnie
cadeau werden gedaan aan keizer Yasu ter bevordering van de onderlinge
handelsrelaties, een poging die uiteindelijk mislukte. Direct tegenover
het poortgebouw ligt de rechthoekige kerk die qua vorm is afgeleid van de
Maryam-Tsyon kathedraal in Aksum. De mensen die naar binnen gaan
kussen eerst de stenen. Dit hebben we vaker gezien. Soms wordt ook wel
de deur gekust. Van bijzonder
Het kruis op het dak is het Gondar kruis. De struisvogeleieren symboliek: de struisvogel past op zijn eieren en Jezus past op ons. De ogen van Maria die Jezus op haar schoot heeft, volgen je overal, of je nu links of rechts staat. De drums zijn ook heilig. Het grootste vel staat voor de goddelijke kant en de kleine onderkant staat voor de menselijke. Door het bespelen van de trom worden alle mensen opgeroepen om naar de kerk te komen. De trom is van binnen leeg. Dit staat voor het lege graf van Jezus. Grote ogen in frontale gezichten De Ethiopische christenen hebben zich namelijk tot op de dag van vandaag strikt gehouden aan het oudtestamentische verbod gesneden beelden te vervaardigen. In hun iconografie gebruiken ze daarom uitsluitend schilderingen. Het meest opvallende kenmerk van de Ethiopische schilderkunst zijn de sterk uitvergrote ogen. Grote open ogen gelden namelijk als wapen tegen het Boze oog! Vooral vroeger toen het overgrote deel van de mensen niet lezen of schrijven kon, vulden ze hun kennis van de Bijbel aan met behulp van de muurschilderingen in kerken. Met plaatjes – als voorloper van het stripverhaal – werden dingen duidelijk gemaakt. Daarom was en is de ‘inhoud’ veel belangrijker dan een realistische weergave. De personen worden altijd frontaal weergegeven, zeker het gezicht is bijna altijd frontaal. Dit geldt alleen voor de ‘goede’ mensen. Mensen met een boosaardig gedrag, duivel of vijanden worden in profiel geschilderd. Maria heeft op de meeste afbeeldingen uitvergrote handen, dit stelt haar grootmoedigheid en goedheid voor. Volgens oud gebruik worden belangrijke schilderingen afgedekt met lappen stof, zodat zij onzichtbaar worden voor oneerbiedige blikken. Bad van Fasilades. In een groot bassin van 70 bij 40 m staat een paviljoen van twee verdiepingen. Uit de bouw en ligging ervan blijkt dat het geheel oorspronkelijk een lustslot geweest moet zijn voor één van de keizers, niet noodzakelijkerwijze Fasilidas zelf. Pas aan het einde van de Gondarijnse periode werd het paviljoen verbouwd tot een kerk ter ere van de heilig verklaarde Fasilidas. Nu vormt ze jaarlijks het middelpunt van het kleurrijke Timkat - feest in januari als de duizenden toegestroomde pelgrims hier de doop van Jezus in de Jordaan herdenken. Het bassin staat voor het grootste deel van het jaar droog en wordt alleen voor dit feest via een ingenieus systeem van buizen gevuld met water uit het naburige Qaha-riviertje. De mensen die hier gedoopt worden kunnen over het algemeen niet zwemmen. Ze springen er dan niet in, maar de priester gooit het water over hun heen. Het wordt nu gerestaureerd. Het staat helemaal in de houten steigers. Er moet een groot deel klaar zijn vóór het Timkat. Maar het tempo zit er niet echt in. Alles gaat super traag. Er wordt cement op een soort draagbaar geschept en de vrouwen sjokken met het cement naar een andere plek, waar het weer neer gegooid wordt. Als de stenen aan elkaar gelegd zijn wordt er een soort cement opgegooid en de vrouwen schuiven dan met een stokje het cement tussen de stenen. Er wordt hier nog ongebluste kalk gebruikt om het cement te maken. Paleisdomein. Het uitgestrekte terrein van ruim 7000 m² waarop de zes paleizen van Gondar staan, ligt in het hart van de stad tussen de voormalige Italiaanse wijk uit de jaren veertig en de wat oudere wijken van de christenen en moslims. Om dit terrein liet Fasilidas een hoge muur oprichten met daarin een groot aantal poorten, elk bestemd voor afzonderlijke leden van zijn hofhouding, zoals rechters, ministers, priesters en dienstpersoneel. Het is een duidelijke aanwijzing dat het hier een afgesloten en exclusief keizerlijk domein betrof, vergelijkbaar met de Verboden Stad in Peking of het Topkapipaleis in Istanbul. Tegenwoordig is het terrein voor bezoekers toegankelijk via een moderne toegangspoort.
Het rechthoekige gebouwtje met tongewelf op het dak van het paleis was oorspronkelijk de slaapkamer van de keizer. De met koepels overwelfde kamers die de vier hoektorens bekronen, hadden vreemd genoeg geen defensieve functie maar keken uit op de belangrijkste kerken van Gondar. Zij moesten de keizer in staat stellen 'van verre' de frequente en langdurige erediensten in die kerken bij te wonen wanneer hij daarbij niet in persoon aanwezig kon zijn. Het paleis van Yasu de Grote ligt tegen het paleis van Fasilidas aan en is daarmee verbonden via een soort loopbrug. De tegenwoordig zichtbare ondergrondse ruimten tussen beide gebouwen zijn de restanten van een cisterne. Het paleis van Yasu heeft erg veel te lijden gehad van de Engelse bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. Van het gebouw staan alleen nog de muren overeind. Direct ten westen van deze twee paleizen, ongeveer in het midden van het terrein, staat een paviljoen dat geel geverfd is, een kleur die kenmerkend was voor de keizerlijke gebouwen in Gondar. Dit was ooit de bibliotheek van keizer Tsadik Yohannes. Omdat het gebouw tegenwoordig in gebruik is als gemeentearchief mogen we er niet in. Verder ten westen daarvan liggen de resten van de kanselarij van Tsadik Yohannes waarvan alleen de buitenmuren en de vierkante toren zijn overgebleven. Via een leeuwenkooi waar tot in de tijd van Haile Selassie Abessijnse leeuwen werden gehouden als symbool van de keizerlijke macht, komen we bij de overblijfselen van het paviljoen van keizer Dawit III uit de 18de eeuw. Naast grote feestgelagen vonden hier ook regelmatig zangwedstrijden plaats waaraan naast professionele troubadours ook de keizer zelf actief deelnam. In de buurt liggen de ruïnes van het paleis van Yasu II en het ronde bruidshuis, een gebouw waar aanstaande bruiden zich voorbereidden op hun huwelijk. Helemaal in het noordwesten van het terrein bevinden zich de resten van de grote ontvangsthal en de paardenstallen van keizer Bakaffa en direct daarnaast het paleis van keizerin Mentawab, die na de moord op Bakaffa optrad als regentes voor hun zoon en hun kleinzoon. Vooral de stallen van Bakaffa zijn indrukwekkend. De ruimte daarvoor werd regelmatig gebruikt voor feestmalen in de openlucht. Het paleis van Mentawab is zo goed bewaard gebleven dat men er de openbare bibliotheek van Gondar in gehuisvest heeft. Op de gevel zijn de oorspronkelijke versieringen nog te zien die aangebracht werden in gekleurd tufsteen. In de tuin bij het paleis liggen resten van een Turks bad, een redelijk unicum in deze streken. Paleis van Ras Mikaël Sehul. Het paleis van ras Mikaël Sehul, de vorst van Tigré die aan het eind van de 18de eeuw de macht van de keizers brak en de feitelijke heerser over Ethiopië werd, ligt niet op het paleisterrein zelf, maar iets ten oosten van het hoofdpost kantoor op het hoogste punt van Gondar in een mooi en aangenaam park. Het paleis, dat bekendstaat als Ras Gem ('Lustslot van de hertog'), is het laatste dat in de Gondar-stijl werd gebouwd en is zo goed bewaard gebleven dat het tot in de tijd van Haile Selassie nog als residentie voor de keizer werd gebruikt als hij in Gondar verbleef. Natuurlijk kun je hier ook snuisterijen kopen. Bert stoot er per ongeluk eentje om en zo komen we in het bezit van een olifantje met één oor. Na al dit moois gaan we lekker op een terrasje zitten met een heerlijke fruitjuice. Alleen bestaat de sandwich weer uit brood met gebakken ei!
‘s Avonds eten we in een Ethiopisch restaurant Habesha Kitfo. We hebben een taalprobleempje. We willen iets zonder vlees hebben. De ober beveelt ”fastfood” aan. Wij hebben dan een visioen van Mc Donald's en willen het niet hebben. Dan maar vis. Er zit een man naast ons die niet snapt waarom wij het fastfood afslaan als we vegetarisch willen eten. Hij legt ons uit dat fastfood, fasting food is. Iets dat je op de vastendag woensdag en vrijdag eet, maar de vis is ook lekker. Bert bestelt nog koffie toe. Dit duurde nogal even, maar het is de moeite van het wachten waard. De koffie wordt geserveerd op een dienblad met allemaal gras . Hierop staat een kopje en een koffiekannetje met wat hete kooltjes er onder. Ook een schaaltje met een soort wierook, wat erg lekker ruikt. Wel zijn we stomverbaasd dat er een eend rondloopt. De kat zijn we wel gewend maar een eend….. Dag 8 Gondar- Debark
Over de inmiddels bekende kiezelwegen rijden we richting Debark.
Onderweg is het weer genieten van de schitterende uitzichten. Debark is
een belangrijke ontmoetingsplaats voor volkeren uit deze omgeving en de
uitvalsbasis voor ons bezoek aan het Simiengebergte. Het bergmassief is
opgebouwd uit diverse gesteenten: zandsteen, kristalrotsen en vulkanisch
gesteente. Erosie heeft zijn sporen nagelaten:
indrukwekkende ravijnen
en rotsformaties vormen de ingrediënten van een schitterend landschap
dat een thuisbasis biedt aan dieren zoals de Walia steenbok en de Gelada
baviaan. De Amhara bevolking heeft zich gevestigd op de hoogvlakte waar
zij in hun
Dag 9 Debark – Simiengebergte
We rijden met de bus naar het startpunt van onze wandeling. Er gaat een gids mee en 2 mannen met een geweer. Die moeten erop toezien dat we niet door de wilde dieren worden overvallen. Nu lijkt dat laatste nogal mee te vallen. In de bus hebben we de gelada aap wel gezien, maar verder zien we geen wilde dieren.
Met 500.000 dieren is dit de grootste groep dieren die alleen in Ethiopië voorkomt. Zij leven langs de rotswanden en steile hellingen en gaan nooit ver weg van de bergkammen. 's Nachts gaan ze naar beneden en verblijven, vaak dicht tegen elkaar aan, in de grotten van het Simiengebergte. Als 's morgens de zon op komt klimmen ze weer naar de top en beginnen te grazen. De bewoners van het Simiengebergte ten slotte zijn de bijzonder vriendelijke en gastvrije Amharen, die vanwege de relatieve ontoegankelijkheid van hun woongebied vrijwel geen invloeden van buitenaf hebben ondergaan. Verreweg de meeste zijn christenen, maar een gering aantal moslims leeft nog in dorpen die al in de 16de eeuw gesticht werden toen de moslim krijgsheer Ahmad Graft, zijn veroveringstochten ondernam naar het christelijk keizerrijk van Ethiopië. Het is een schitterende wandeling die we maken. Wel erg vermoeiend, bergje op en bergje neer. Maar de schitterende uitzichten vergoeden veel. Onderweg zien we zeer donkere luchten, maar het blijft droog. We zijn blij dat we niet een 3- of meerdaagse tocht maken. We vinden het wel prima zo. Op de terugweg stopt de bus bij een vrij nieuw resort. We drinken er een cola en mogen de luxe kamers even bekijken. Heerlijke zachte en zeer uitnodigende dekbedden hebben ze hier. Dat is nogal wat anders dan de vieze dekens die wij hebben. Dag 9 Debark-Aksum We laten de hoogvlakte achter ons en we verruilen het land van de Amharen voor dat van de Tigrayers. De Tigrayers zijn iets donkerder van huidskleur. Ze hebben hun eigen tal en haardracht. De jongens hebben voorop een pluk haar en de rest van het hoofd is kaalgeschoren. Meisjes dragen vlechtjes op het voorhoofd die op het achterhoofd naar buiten krullen. Via een spectaculaire afdaling vol met haarspeldbochten komen we aan in het laagland. Onderweg passeren we verschillende dorpjes waar je het gevoel krijgt in een andere wereld beland te zijn. We komen een vader en zoon tegen op een ezel, die helemaal uit Lalibela zijn komen lopen. Daar hebben ze de ezels gekocht en zijn nu weer onderweg naar huis. Als we de bergen uit zijn zien we weer meer stenen huizen. Het straatbeeld oogt sober, eenvoudige huisjes waarvan er her en der eentje dienst doet als 'lokale supermarkt'. Onderweg zien we de overblijfselen uit de oorlog tussen Ethiopië en Eritrea: verroeste tanks staan eenzaam in het landschap en herinneren aan vervlogen tijden. Ook zien we een dode ezel liggen. Er zitten wel 10 gieren bij. In tegenstelling tot wat er in de reisgids staat is de weg vrij goed. Maar er moeten wel wat kuilen, geiten, ezels en lopende mensen ontweken worden.
De kinderen volgen zoveel mogelijk
school en worden voor het overige verzorgd en opgevoed door de
huismoeders. Deze moeders zijn jonge vrouwen, die in veel
Dan maken we voor het eerst in Ethiopië een fikse regenbui mee. Bleef het gister nog bij donkere wolken, vandaag regent het pijpenstelen. Gelukkig zijn we voor donker bij ons hotel. We logeren in het Ark hotel. We halen de poncho’s te voorschijn en gaan opzoek naar wat eten. We hebben net de spaghetti voor onze neus als de stroom uitvalt. Gelukkig hebben we de hoofdlamp bij ons, zodat we nog kunnen zien wat we eten. Dag 10 Aksum Aksum was tot de 9de eeuw na Chr. een stad van machtige koningen en middelpunt van een uitgestrekt rijk waaraan het zijn naam schonk. Tegenwoordig is het een kleine plaats met zo'n , 40.000 inwoners, op 2130 m hoogte. Ondanks alle verwikkelingen slaagde Aksum erin zijn oude prestige te handhaven, niet alleen door de aanwezigheid van de Ark des Verbond in de oude Maryam Tsyon- kathedraal, maar ook als stad waar vrijwel alle keizers van Ethiopië zich lieten kronen. Het is ook dé plaats voor de orthodoxe christenen. Er wonen wel moslims, maar zij mogen hier pas een moskee bouwen als er in Mekka een orthodoxe kerk geopend mag worden. We gaan de stad verkennen. We komen een bataljon vredebewaarders van de UN tegen. Ze bewaken de grens met Eritrea. Er schijnen nog steeds wat ongeregeldheden te gebeuren. Paleis Van De Koningin Van Sheba. Van de meeste koningspaleizen in Aksum zelf is niet veel overgebleven dat de moeite van een bezichtiging waard is. Een gunstige uitzondering hierop vormt het zogenaamde paleis van de koningin van Sheba, dat even buiten de stad ligt langs de hoofdweg naar Gondar. Archeologische onderzoekingen in 1966 hebben aangetoond dat het paleis waarschijnlijk in de 7de eeuw n. Chr. is gebouwd en dus nooit toebehoord kan hebben aan de halfmythische koningin van Sheba. Die was immers een tijdgenote van koning Salomo. Maar er is slechts 4 % hier onderzocht. Ook nu zijn er 2 Duitse archeologes met onderzoek bezig. We mogen geen foto’s van maken van de mannen die aan het graven zijn. Zoals de andere koningspaleizen stond ook dit grote complex als het ware op een podium, een fundament van steen waarboven het feitelijke paleis werd gebouwd uit lichte materialen als leem en hout. Alleen de stenen zijn nog over. In de paleisruïne zijn onder meer de resten te zien van de troonzaal en de ruimten voor het dienstpersoneel met onder andere een goed bewaarde oven uit baksteen. Op verschillende punten in het complex wordt ook duidelijk hoe ingenieus het afwateringssysteem door middel van waterspuwers werkte. Andere namen voor Sheba zijn: Saba , Makada of Azeb. Stèles. De bekendste monumenten in Aksum zijn de monolithische stèles, die vroeger ten onrechte in verband zijn gebracht met Egyptische obelisken. Men kon zich in de koloniale tijd namelijk niet voorstellen dat een Afrikaans volk op eigen kracht dergelijke gevaarten had vervaardigd en opgericht. Uit recenter onderzoek is gebleken dat de Aksumitische stèles de graven van belangrijke personen markeerden. In en rond Aksum zijn er ruim honderd bewaard gebleven, maar ze komen ook elders voor, onder meer in Eritrea. Zij dateren uit de 1ste tot de 4de eeuw n. Chr. en zijn voor het merendeel vervaardigd uit trachiet, een vrij ruwe vulkanische steensoort die in de omgeving veel voorkomt. Uit de manier waarop de stèles bewerkt zijn, heeft men verder kunnen opmaken dat ze in verschillende perioden zijn vervaardigd. Maar tot op heden is niet duidelijk of de ruw bewerkte dan wel de met hoogreliëf versierde exemplaren de oudste zijn.
Een concentratie van zeven stèles bevindt zich in het stèlepark. Direct tegenover de ingang zien we de grootste nog staande stèle die ruim 21 m hoog is. Sommigen schrijven deze stèle met enige fantasie toe aan koning Ezana uit de 4de eeuw. Ten westen van deze stèle ziet u de resten van een ruim 33 m hoge stèle. Dit is de hoogste stèle die ooit in Aksum is vervaardigd. Bij de oprichting ervan is hij echter naar voren gevallen en in stukken gebroken. Het is mogelijk om onder een deel van deze stèle door te lopen en omhoog kijkend een blik te slaan op de fraai in reliëf uitgehouwen schijndeur met deurklink. Ook de 'voet' van deze stèle is goed te zien - normaliter zit die onder de grond. Omdat deze voet in verhouding tot het formaat van de stèle erg klein is, valt het te begrijpen dat het gevaarte is omgevallen. Tussen de beide stèles hebben archeologen de poort herbouwd die zij hier bij hun graafwerkzaamheden aantroffen. Linksachter op het terrein, in de buurt van de huidige bebouwing, staat een afgebroken stèle met daaronder een imposante grafkamer, die toegankelijk is via een monumentale trap van 27 treden. In de grafkamer troffen de opgravers slechts skeletresten aan. De grafkamer en de stèle worden toegeschreven aan Ramhai, een koning uit de 3de eeuw n. Chr. Sieraden en andere materiële resten die de archeologen bij opgravingen elders op het terrein hebben teruggevonden, zijn tegenwoordig te bewonderen in het plaatselijke museum. Het plaatselijke museum van Aksum is nog splinternieuw en is nog niet helemaal af. Bij de ingang ligt een aantal brokstukken van gebouwen waaronder een gargouille in de vorm van een leeuwenkop afkomstig uit een van de koningspaleizen. In de eerste zaal staat een aantal monumenten met inscripties in het klinkerloze Himyaritische schrift van Zuid -Arabië en in het daarvan afgeleide Ethiopische syllabeschrift. In de daaropvolgende zaal bevindt zich een grote verscheidenheid aan munten, Romeins glaswerk, aardewerk bedoelt voor offeranden, kruiken en kruikstoppen in de vorm van menselijke gezichten met een zeer kenmerkende haardracht. Het museum herbergt voorts kerkelijke voorwerpen als kleding en processiekruisen, evenals een handschrift in het Ge' ez uit de 9de eeuw. Van dit laatste moet de 1e regel van links naar rechts en de volgende van rechts naar links enz. Ook hier is een koffieceremonie bezig. Ook worden er kleurige rieten souvenirs verkocht. Nieuwe Maryam Tyson Kathedraal. Op het grote terrein tegenover het stèlepark ligt de vrij recente kathedraal van Haile Selassie die gewijd is aan Maria van Zion, waarbij Zion begrepen moet worden als zinnebeeld van het christelijke Ethiopië. De kathedraal werd ontworpen door de Griekse bouwmaatschappij Doxiades op basis van traditioneel Ethiopische bouwstijlen. De losstaande klokkentoren bij de kathedraal imiteert qua vorm een Aksumitische stèle. In 1965 werd de kathedraal in het bijzijn van koningin Elizabeth II van Groot-Brittannië ingewijd door Haile Selassie. In 1969 bezocht ook koningin Juliana de kathedraal tijdens haar staatsbezoek aan Ethiopië. Ook hier weer veel afbeeldingen uit het testament. Er is een speciaal beeld van Jezus met de doornen kroon op zijn hoofd. Het boek wat hier in de kapel ligt is komt uit jaar 1000. De schilderijen die hier hangen zijn allemaal nagemaakt van de afbeeldingen uit het boek. Het is echt ongelooflijk. Zo’n kostbaar boek, het ligt alleen onder een doek. Je mag foto’s maken en de duiven vliegen hier rond. Volgens de gids gebeurt er nooit een “ongelukje”. Het begint weer te hozen. We duiken het museumpje hier in. Omdat de elektriciteit weer uitvalt, moeten we de collectie met de zaklamp beschijnen. Er staan heel veel koningsmantels, kronen met veel goud en edelstenen, o.a. van Haile Selassie. En een boek uit de 6e eeuw,dat alleen onder een doek ligt. We mogen het fotograferen. Alles is verschrikkelijk slecht beveiligd. De kronen liggen in oude houten kasten met een glasplaat. Je zou het zo open kunnen maken. Ook liggen er boven op de kast antiek voorwerpen omdat de kasten vol zijn. De troon, die met goud en zilver is bekleed, daar kun je zo op gaan zitten. Ook laat men ons een boek uit de 6e eeuw zien, dit is in een katoenen lapje gewikkeld.
Oude MaryamTyson Kathedraal. Van de kathedraal van Haile Selassie is
het een korte wandeling naar de oudere Maryam Tsyon kathedraal die ten
westen daarvan ligt. Deze Maryam Tsyon kathedraal is de moederkerk van
Ethiopië en kent een lange en bewogen geschiedenis. De eerste kerk in
Ethiopië werd hier in de 4de eeuw gebouwd door Ezana en huisvestte de
Ark des Verbond, die de koning van het eiland Tana Cherkos in het
Tanameer naar Aksum had laten overbrengen. Deze kerk werd in de 9de eeuw
verwoest door koningin Gudit en haar volgelingen. De latere koningen van
de Zagwe-dynastie lieten op de puinhopen van de oude kerk een nieuwe
Bad Van De Koningin Van Sheba. Aan de noordoostelijke kant van Aksum ligt de grote cisterne Mai-Shum, letterlijk 'Het water van de heerser'. Dit reservoir, dat beter bekendstaat als het Bad van de koningin van Sheba, werd waarschijnlijk al in de 7de eeuw v. Chr. door Zuid-Arabische immigranten aangelegd om de stad van water te kunnen voorzien. Daarna is het talloze malen vergroot en aangepast, voor het laatst aan het begin van de 20ste eeuw. Vooral tijdens het Timkat feest in januari speelt het een belangrijke rol als priesters en gelovigen zich hier verzamelen om de doop van Jezus in de Jordaan te herdenken. Het stortregent weer, we gaan de bus niet uit en bekijken het niet zo bijzondere bad vanuit de bus. Paleis Van Kaleb En Gebre Maskal. Van het Bad van de koningin van Sheba voert een smalle, met losse stenen bezaaide weg naar de paleisheuvel die ongeveer 2 km buiten Aksum ligt. Halverwege de weg staat aan de linkerkant een klein gebouw dat iets weg heeft van een elektriciteitscentrale. Het is bedoeld ter bescherming van een monumentale inscriptie van koning Ezana, die een plaatselijke boer een paar jaar geleden terugvond toen hij zijn land aan het ploegen was. Ook deze nieuwe inscriptie is drietalig en maakt onder meer gewag van de verovering van Jemen door Ezana. De heuvel waarop het paleis van de koningen Kaleb en Gebre Maskal ligt, biedt een weidse blik op het omringende landschap met zijn kenmerkende conische heuvels die wel iets weg hebben van los staande tanden in een oud gebit. Aan de voet van de heuvel liepen de oude handelsroutes naar Sudan in het noorden en de Rode Zee in het oosten. Deze 6de-eeuwse koningen lieten hun paleis hier dus bouwen uit strategische overwegingen en niet om van het uitzicht te genieten. Het paleis werd eind vorige eeuw blootgelegd door de Deutsche Aksum expedition onder leiding van Onno Littmann, een befaamde oriëntalist. Het heeft vermoedelijk verscheidene verdiepingen gekend, die opgetrokken waren uit lichte materialen op het nu nog aanwezige fundament van steen. Opmerkelijk is de manier waarop de bouwers de hoeken van dit fundament met grote brokken natuursteen hebben beschermd tegen afkalven. Volgens het reisbericht van Kosmas Indikopleustes, een tijdgenoot van beide koningen, waren de vier thans verdwenen hoektorens van het paleis versierd met koperen eenhoorns. In de buurt van de vroegere audiëntiezaal is de grafkelder van koning Gebre Maskal gevonden. Een mogelijke reden voor de keuze van deze ongewone plek zou kunnen zijn dat Gebre Maskal de ondergrondse schatkamer van zijn vader Kaleb voor zijn bijzetting uitkoos, omdat de ligging ervan - onder drukbezochte openbare ruimten - een grafroof uiterst moeilijk zo niet onmogelijk zou maken. De imposante grafkelder bestaat uit een aantal ruimten met daarin stenen sarcofagen. Op de muren staan afbeeldingen van zowel christelijke kruisen als van vulva's, een heidens vruchtbaarheidssymbool. In de meest rechtse kamer vanaf de ingang gerekend staat achteraan op de linkermuur de vrij unieke afbeelding van een olifant. Een andere ondergrondse ruimte bevindt zich aan de zuidkant van het complex en bestaat uit vijf kamers. Vermoedelijk is hier koning Kaleb bijgezet, de vader en voorganger van Gebre Maskal. Buiten het eigenlijke paleisterrein bevindt zich verder een kruisvormige put waarvan de functie niet helemaal duidelijk is. De put is te diep om als doopvont gediend te hebben, maar heeft een zeer merkwaardige vorm voor een gewone waterput. Ons eten ’s avond is niet zo’n succes. Bert bestelt tonijn en ik sardientjes. De dame van de bestelling roept same same. Dat snapten wij weer niet. Uiteindelijk kwam ze met een blikje vis aanzetten. Dat was dus alles wat ze had. We kregen het op een salade. Dag 12 Aksum - Adrigat De afstand van Aksum naar Adigrat is 155 km. De weg voert langs onder andere Yeha, met een oude tempel van de maangod, en het klooster van Debre Damo boven op een tafelberg. Hier mogen alleen mannen naar toe. Je wordt dan aan een touw 15m omhoog getrokken. Bert ziet dit totaal niet zitten en wordt alleen door de gedachte hieraan al bleek om zijn neus. Wij gaan dus naar Yeha. Op een heuvel iets buiten het eigenlijke dorp met zijn kenmerkende stenen huizen liggen, binnen een van verre al zichtbare ringmuur, een tempel, een kerk en een begraafplaats. De muren van de tempel zijn opgebouwd uit vrij kleine gepolijste stenen die zonder mortel aan elkaar zijn gevoegd. Waar de muren nog intact zijn, zijn ze wel 12 m hoog. Uit een bewaard gebleven inscriptie blijkt dat de tempel gewijd was aan de maangod Almouqah, de oppergod van het Aksumitische pantheon. Achter in de tempel bevinden zich nog de povere restanten van de godenschrijn in het allerheiligste. De bouwstijl van het doosvormige gebouw vertoont een opvallende gelijkenis met de architectuur van het vrijwel gelijktijdig gebouwde heiligdom voor de maangod in het Zuid-Arabische Marib. Uit de aanwezigheid van de tempel en archeologische vondsten ter plaatse blijkt duidelijk dat Yeha onder de leiding van plaatselijke priestervorsten of mukarribs ruim vijf eeuwen voor onze jaartelling een belangrijk cultureel en commercieel centrum was. Pas enkele eeuwen later zou deze zelfstandige stadstaat opgaan in het koninkrijk van Aksum. Verder blijkt uit alles dat de vroegste inwoners van Yeha voor het merendeel Zuid-Arabische immigranten waren, die nog geruime tijd nauwe relaties onderhielden met hun vroegere vaderland. Voor de ingang naar de tempel staat op de huidige begraafplaats een grof bewerkte Aksumitische grafstèle met daarvoor een offerbekken; een opmerkelijk voorbeeld van continuïteit, want ook elders op het terrein zijn tussen de recente graven oude, voorchristelijke bijzettingen met rijke grafgiften gevonden. De vrij recente kerk op het terrein vervangt een oudere kerk die verwoest werd door koningin Gudit. Ze is gewijd aan Abba Afse, een van de Negen Heiligen die de bewoners van Yeha kerstende en het heiligdom van Almouqah in een kerk veranderde. Het landschap wordt mooier en we hebben schitterende uitzichten op tafelbergen en diepe kloven. Adrigat ligt op 2480m hoogte en is met ruim 40.000 inwoners de tweede stad in de provincie Tigré. Er is een levendige markt waar men veel lokale producten verkoopt, o.a. de kenmerkende Tigrijnse koffiepotten. We vinden het hier best gezellig. We komen langs een huis waar maïs tot maïsmeel wordt gemalen. Het is echt een ongelofelijke herrie van die persen. Er is een soort baas, die echter heel vriendelijk naar ons toe is en ons alles laat zien. Maar we worden helemaal gek van het lawaai en kunnen hem ook bijna niet verstaan. Terug in het hostal blijkt dat onze chocoladepasta pot in de rugzak leeg gelopen is. Het ziet er heel smerig uit. Dag 13 Woensdag Adrigat-Korem. Een lange reisdag staat op het programma. Onderweg maken we een wandeling naar een aantal Tigrijnse rotskerken gehouwen uit een blok zandsteen en geliefd vanwege hun bijzondere architectuur en muurschilderingen. De eerste kerk waar we stoppen is de Abraham Atsbeha. We klimmen wel naar boven, maar gaan de kerk niet in. Als je daar alleen staat is het heel mooi en vredig. De belletjes aan het kruis tinkelen zachtjes in de wind. Het is heerlijk hier. Geen kinderen die zeuren om een birr of een pen. We zitten 20 km van de grens met Eritrea. We komen enkele auto’s van de VN tegen. Onderweg komen zien we een trainingskamp van de Ethiopische soldaten. Er wordt druk geoefend. Ze lopen hard tegen een berg op.
We rijden door naar Korem. Het wordt een beetje mistig. We zien de bewolking tussen de bergen hangen. Wel een mooi gezicht. Hier gaan we naar het Girmaymehret hotel. De kamer is echt verschrikkelijk. Het stinkt en is vreselijk vies. Dit is echt iets waar je harthollend uit weg wilt. Dag 14 Korem- Lalibela We rijden door het ontoegankelijke landschap van het Lasta-gebergte. We zien ontzettend veel mensen langs de weg lopen. Waarschijnlijk zijn die lopend onderweg naar het festival. Dit vinden wij toch wel heel kenmerkend voor Ethiopië, overal lopen mensen langs de weg. Iedereen loopt naar een markt of naar huis. Om 3 uur zijn we in Lalibela. Lalibela ligt op 2480 m hoogte tussen de vrij ontoegankelijke bergen van Lasta en vormt met zijn amper 10.000 inwoners slechts een zwakke afspiegeling van de ooit zo glorieuze hoofdstad van de Zagwe-dynastie. We gaan het dorp bekijken. Hier staan ronde stenen huizen met rieten daken. Er zijn smalle ongeplaveide straatjes. Ook hier in het midden van het dorp een pleintje waar de mannen onder een boom zitten. Er lopen 2 jongens steeds met ons mee. Eén er van Dejen, zullen we de komende 3 dagen niet meer kwijt raken. Natuurlijk is ook hij een student. Natuurlijk heeft hij ook geen geld voor boeken. Natuurlijk vindt hij dat wij die wel voor hem kunnen kopen. We zijn toch allemaal familie. We stammen allemaal van Mozes af. Ook heeft hij geen vader meer. Zijn moeder is al oud. Hijzelf is 20 jaar. Op de vraag hoe oud zijn moeder is; zegt hij 73! Dat geloven we duidelijk niet. Dag 15 Lalibela Timkat festival
Uit alles wordt duidelijk dat de kerken in Lalibela volgens een vooropgezet plan zijn aangelegd. Het geheel vormt niet alleen een religieuze topografie van het Heilige Land maar bezit daarnaast een diep symbolische betekenis. Zo stroomt tussen de eerste twee clusters van kerken een 'namaak' -Jordaan (Yordanos) en bevindt zich in de buurt van het derde cluster met de befaamde Sint - Joriskerk een groot kruis in deze stroom om de plek te markeren waar Jezus ooit werd gedoopt. Eerste cluster.
Bete Maryam, 'Het huis van Maria', is eveneens een rechthoekige kerk van 15 m x 11 m en met een hoogte van 10 m. De kerk staat symbool voor Gethsemane. Aan de buitenkant bevindt zich boven de hoofdingang naar de kerk een reliëf met ruiterheiligen, waaronder Sint-Joris die de draak doorsteekt. Ook het interieur van de kerk is versierd met reliëfs, ditmaal van dieren. De schilderingen die hier hoog op de muren zijn aangebracht, geven verschillende stadia weer uit het leven van Jezus en Maria. Op een van de architraven van de kerk staat tussen twee rozetten de schildering van een zon, een symbool voor Christus als de zon der rechtvaardigheid. Bete Maskal, 'Het huis van het kruis', is een kleine rotskerk in de ware zin van het woord. De kerk is onversierd en gewijd aan het kruis van Christus. Bete Denagel, 'Het huis van de maagden', is half monolithisch en gewijd aan de christelijke deugden. De kerk is niet versierd maar heeft als bijzonderheid twee doopvonten: een vierkant en een in de vorm van een Grieks kruis. Het lopen op de ongelijke bodem tussen de verschillende kerken en door de soms nauwe en donkere gangen die de kerken en clusters met elkaar verbinden, is niet altijd even gemakkelijk. Ondanks de talrijke zegenwensen die de “studenten” in zeer royale mate over ons uitstorten, is het niet raadzaam daarop in te gaan door hun geld te geven, omdat je daarna helemaal geen rust meer hebt. We zullen Dejen al de 3 dagen die we hier zijn, om ons heen hebben. Omdat niemand de kerken geschoeid mag betreden, hebben we voor de duur van het bezoek een 'schoenenwacht' ingehuurd, zodat we na afloop mét schoeisel terug kunt keren naar het hotel. In alle kerken laat de dienstdoende priester kruisen zien. Ze hebben zonnebrillen op omdat het flitslichthun ziel (niet hun ogen?) aan zou tasten. Bete Golgotha en Bete Mikaël vormen samen een dubbelkerk. Het zuidelijke deel is min of meer het voorportaal tot het noordelijke deel. Het is gewijd aan de aartsengel Michaël en symboliseert tevens de berg Sinaï met als achterliggende gedachte dat het Oude Verbond dat daar gesloten werd, later door het Nieuwe Verbond van Christus werd vervangen en vervolmaakt. Het noordelijke deel is gewijd aan Golgotha en bevat, in een niet-toegankelijke crypte, het symbolische graf van Christus. In dit noordelijke deel bevinden zich in vier blinde nissen afbeeldingen in hoogreliëf van de heiligen Yohannes, Giyorgis, Qirqos en Istafanos. de dienstdoende priester laat hier uit eigen beweging het processiekruis en de opmerkelijk lange kerkstaf van koning Lalibela zien. Yordanos. Het riviertje dat van het noordoosten naar het zuidwesten stroomt, ontspringt op de Debre Zeit heuvel. De heuvel ten zuiden van de Sint Joriskerk die uitziet op de plek waar aan de oever van deze Yordanos een groot monolithisch kruis staat, heet Amba Yohannes, de heuvel van Johannes de Doper. De pelgrims die naar Lalibela komen, zijn er vast van overtuigd dat eenieder die zich in de Yordanos baadt, met een ongeschonden lichaam uit zijn graf zal opstaan op de Dag des Oordeels.
Epifanias (Timkat)
De trompetten en rinkelende sistra’s kondigen de processie van priesters aan. Ze lopen onder veelkleurige met goud gestikte paraplu's die de hemellichamen symboliseren. De jonge diakenen lopen voorop. Ze zijn gekleed in kostbare stoffen en op hun hoofd pronken tiara's die meestal versierd zijn met zilveren hangers. Er worden prachtige processiekruisen meegedragen. Voor de Tabot lopen priesters met wierookvaten. Verderop sluiten de arken van de andere kerken bij de processie aan. De arken worden door zang, ritmisch handgeklap en dans naar het festival terrein gebracht. Hier staat een tent waarin de arken vannacht blijven staan. Er wordt de hele nacht door gedanst en gefeest. We kunnen het in ons hotel horen. ‘s Nachts om twee uur wordt er een mis opgedragen. De aanwezigen gelovigen zijn allemaal gekleed in het wit met traditionele sjamma's. De sjamma is een soort omslagdoek die zowel door mannen als vrouwen gebruikt wordt. Dag 16 Lalibela ’s Morgens om 5 uur staan we op om naar doopceremonie te gaan. Het is nog aardedonker. We zoeken een plaatsje bij het water. Om 6 uur begint de dienst. Er wordt wat gezongen en rondom het bad gelopen. In het begin duurt het allemaal wat lang. Voor sommige oude priester is het blijkbaar ook nog wat vroeg. Als ze een poosje op de rand van het bad zitten, vallen ze in slaap. Ze worden zelfs van het gezang niet wakker. Tijdens hun slaapje steunen ze op hun stok. De dienst duurt ook ontzettend lang. Er wordt ook een paartje bij het bad neergezet. Het blijkt dat ze gaan trouwen vandaag. Ze kijken echter niet erg gelukkig.
TWEEDE CLUSTER. Het tweede cluster kerken symboliseert de hemel. Dit komt ook tot uiting in de naam van een van de heuvels die bij dit cluster ligt: Debre Tabor, de berg Tabor waar Christus zich in zijn hemelse glorie vertoonde aan zijn discipelen en zich onderhield met Mozes en Elia. Bete Emmanuël, een grote rechthoekige kerk van 17,5 m x 11,5 m en 11 m hoog, staat symbool voor het hemelse Jeruzalem. Aan de buitenkant imiteert de kerk tot in de kleinste bijzonderheden de oudere bouwstijl van de Aksumitische paleizen: zelfs het podium waarop deze paleizen stonden, is in de rotsen uitgehakt. De kerk die binnenin uit drie verdiepingen bestond, was naar alle waarschijnlijkheid een exacte kopie van de oude Maryam Tsyon kathedraal in Aksurn, die in de 10de eeuw verwoest werd door koningin Gudit. We mogen hier niet in omdat de kerk in zeer slechte conditie is. Bete Marqorewos, gewijd aan de ruiterheilige Mercurius, heeft veel weg van een natuurlijke grot en symboliseert hel en vagevuur. Bijzonder in deze kerk, die oorspronkelijk twintig zuilen kende waarvan er nog achttien zijn overgebleven, zijn de latere schilderingen op linnen van een aantal ruiterheiligen en vooral het portret van Christus met de doornenkroon als Man der Smarten, in het Amhaars: Kwerata Reësu ('Het geschonden hoofd'). Deze schildering is een kopie van een Italiaans-Kretenzische icoon die de Republiek Venetië, samen met zes andere iconen uit Kreta en een deel van het kruis van Christus, aan het begin van de 16de eeuw aan het Ethiopische hof ten geschenke zond om de handelsrelaties te verstevigen. Ook elders in Ethiopië komen geschilderde kopieën van deze voormalige keizersicoon voor. Bete Libanos, gewijd aan een van de belangrijkste kerkvaders van Ethiopië, staat symbool voor de cherubijnen die de troon van God schragen. De kerk is bijna zuiver monolithisch: het dak maakt integraal deel uit van het omringende gesteente en de zijwanden zijn er slechts door een nauwe gang van gescheiden. Volgens de plaatselijke traditie liet Maskal Kibre, de vrouw van Lalibela, deze kerk na de dood van de koning in één nacht uithakken met de hulp van engelen. Gabriël-Rufaël-kerk. Bete Gabriël Rufaël, het huis van de aartsengelen Gabriël en Rafaël, wordt gekenmerkt door een monumentale façade en is, in tegenstelling tot de andere kerken, niet op het oosten georiënteerd. Ook het binnenste van de kerk ziet er vrij seculier uit met zijn doolhof van gangen en zijn vergeetput. Resten van muren op het dak van de kerk wekken verder de suggestie dat hier ooit een uitkijktoren stond. Oorspronkelijk zal de kerk wel een schatkamer of een fort van een van de Zagwe- koningen zijn geweest; de diepe gracht voor de façade en de opmerkelijk hoog aangebrachte deuren wijzen ook in die richting. De oorspronkelijke ingang aan de achterkant van het gebouw kan tegenwoordig niet meer gebruikt worden. De huidige toegang wordt nu gevormd door een wat wankele houten loopbrug die van een galerij tegenover de kerk naar de hoofdingang van de kerk loopt. Vanuit deze galerij ziet u aan uw rechterhand een hellend stuk rots dat aan beide zijden los gehakt is uit het omringende gesteente: de zogenaamde 'hemelweg'. Volgens een vrome traditie kunnen mensen met een zuiver geweten via deze hemelweg gemakkelijk de kerk bereiken. Zondaars echter storten onherroepelijk naar beneden. Deze plaatselijke traditie doet sterk denken aan het verhaal over de hemelladder met zijn drieëndertig treden die alleen door de vromen te bestijgen valt, een populair geschrift in het oosterse christendom van de hand van Johannes Klimakos, een monnik uit het Sinaïklooster. Gelet op het oorspronkelijk seculiere karakter van de Gabriël Rufuël kerk is het echter niet duidelijk of de hemelweg in Lalibela vanaf het begin deze symbolische betekenis heeft gehad. We zijn aan het eind van de dag wel een beetje “kerkmoe”. Maar gelukkig dankzij onze spuitbus vlooienvrij. Zodra we de kerk uit komen staat Dejen ook weer naast ons. We gaan bij de 7 olijven een biertje drinken. Ook vanavond is er nog feest, maar dat laten we voor wat het is. Dag 17 Lalibela – Dessie We hoeven niet zo vroeg weg. We zitten nog even in het zonnetje. We zien boven het dorp een hele wolk houtskool lucht hangen. Zonder elektriciteit en gas moet je wel op houtskool koken. Daarom hebben we hier ’s morgens ook (bijna) altijd een omelet. Als je een gekookt ei wilt duurt het minstens 30 minuten voor het klaar is. Het schijnt dat het vandaag St. George dag is. Iedereen is vandaag ook nog vrij. De meisjes van het platteland komen naar Lalibela in hun mooiste (witte) kleren. Ze zijn op zoek naar “verkering”. De jongens die naar een meisje op zoek zijn dragen een kam in het haar. Dit zou de enige dag in het jaar zijn dat een jongen en een meisje samen op stap mogen. Onderweg zien we bij dorpen een grote witte tent staan, waar allemaal mensen in het wit gekleed bij staan. Maar in één dorp is de hele hoofdstraat afgezet en moeten we een sluiproute nemen. De chauffeur heeft grote moeite om de kleine straatjes door te komen. Dessie, 144 km ten zuiden van Woldiya en ongeveer 400 km ten noorden van Addis Abeba, is de hoofdstad van Wollo. De stad ligt op 2470 m hoogte aan de voet van het Tossa-gebergte en telt ruim 11S.OOO inwoners. De naam van de stad betekent in het Amhaars 'Mijn vreugde'. We delen die vreugde niet zo. We hebben hier een zéér aftands goor hotelletje. Dag 18 Dessie - Awash via Bati
Bati is een plaatsje 60 km naar het oosten. Er is vandaag geen markt. Er zijn wel heel veel vrouwen die jerrycans met water op hun rug dragen. Ze hebben er natte jute omheen om het water een beetje koel te houden. Het is een vrij onooglijke stadje Awash. Afgezien van een kerk, een moskee en een wat wonderlijk monument midden op het marktplein is er niets. Dag 19 Awash - Harar
Gebruik: De qatbladeren worden niet doorgeslikt maar gekauwd en net als pruimtabak tegen de binnenkant van de wang tot een bal gevormd. Het bittere sap dat daardoor vrij komt wordt doorgeslikt. Kleine beetjes zijn opwekkend, maar van grotere hoeveelheden wordt je sloom. Na de kick wordt het qat sap via transpiratie uitgescheiden, de gebruiker voelt zich moe, niet lekker en neerslachtig. Het is op de lange duur schadelijk voor de gezondheid; overmatig gebruik geeft maagklachten, slijmvliesontsteking en (vieze) bruine tanden. Vroeger werd alleen door oudere mannen qat gekauwd, voornamelijk in de moslimcultuur. Het hoorde bij de geloofbelevenis; stimulerende middelen bevorderen de meditatie en het gebed. Tegenwoordig gebruik iedereen, die dit wil en kan betalen, ook vrouwen en jongeren. Het is een wettige en officiële handel geworden waar veel geld in om gaat. Op de markten in Dira Dawa en Harar wordt het verhandeld. Het wordt aangeboden in bananen- en ensete bladeren of in een vochtige doek; de bladeren moeten vers en fris blijven. De groothandel zorgt voor het vervoer naar Addis Abeba waar het met speciale vliegtuigen wordt geëxporteerd naar Djibouti en Aden. Het komt wel eens voor dat reizigers, met besproken plaatsen in het vliegtuig, niet mee kunnen omdat 'qat' hun plaats heeft ingenomen. Qat kan niet blijven liggen. Het moet snel vervoerd worden zodat het vers en fris, vaak worden er waterdruppels op gesprenkeld, te koop aangeboden kan worden. Maar de bosjes kosten 10 birr per stuk. Het maandinkomen is ongeveer 200 birr. Je kunt zo uitrekenen hoeveel er voor de vrouwen en kinderen overblijft. Maar de samenleving hier wordt er lang niet zo door ontregeld als in Jemen. Hier ligt ’s middags het leven niet stil. Tenminste dat hebben wij niet gemerkt. Als we in Harar aankomen, stopt de chauffeur bij 4 benzine pompen. Ze hebben geen benzine. Maar er liggen wel mannen qat te kauwen en ze komen niet in beweging. Ze wapperen wat met de handen dat we door moeten rijden. Bij de 5e is het raak en kan de tank volgegooid worden. We rijden door naar het Rashotel. Het lijkt aan de buitenkant wel leuk, maar we zitten in de kelder. Hier lijkt het op een kruising tussen een internaat en een psychiatrische inrichting. Ook is er nog geen water. Maar dat komt om 6 uur, zo wordt ons verzekerd. We lopen naar de oude stad. Het is toch verder dan we hebben ingeschat. We komen de stad binnen door de recente Harar poort, die in 1970 werd gebouwd nadat men hier een brede toegangsweg naar de oude stad had aangelegd ten bate van het gemotoriseerde verkeer. Van de Harar poort komen we op de Feres Magala, 'de paardenmarkt'. Hier staat de Medhane Alem kerk, die in 1877 werd gebouwd door Menelik II op de plek waar vroeger de hoofdmoskee stond. Maar Haile Selassie maakte er een kerk van. We lopen door de nauwe straatjes. We hebben geen idee waar we zijn in het doolhof van straatjes. Waarschijnlijk zijn we toch wat moe. We vinden de sfeer niet echt relaxed. Ook zijn de mensen niet erg vriendelijk. Het is er smerig door veel rondzwervend vuil. Dit is voor het eerst in Ethiopië dat we zoveel vuil op straat zien. Net als in het Noorden zijn hier veel (blinde) bedelaars, mensen met enge oogziektes, huidziektes en lepra. Op de stoep zit een man met lepra naar mij te kijken. Hij heeft geen vingers meer, alleen maar stompjes en hij houdt zijn knuistje, met een vragende uitdrukking op zijn gezicht, omhoog in mijn richting. Op dat moment besef ik hoe verschillend onze werelden zijn en hoe gigantisch rijk wij zijn. Geschiedenis Verkleed als Turkse koopman was de beroemde Victoriaanse ontdekkingsreiziger Richard Burton in 1854 de eerste Europeaan die tot deze voor christenen verboden stad wist door te dringen. Het was de zetel van moslimwetenschap, een ommuurde stad met stenen huizen met een eigen onafhankelijke heerser, een eigen taal en eigen muntgeld', Het zou daarna slechts 33 jaar duren voordat Harar - de madinat al-awliya, 'de stad van de heiligen' - haar eeuwenlange exclusiviteit en ontoegankelijkheid definitief verloor. Wel is de stad met haar 99 moskeeën en talrijke madrasa's (religieuze scholen) nog altijd het belangrijkste centrum van de islamitische godsdienst en cultuur in Afrika. Hierdoor én door zijn ruim 300 graven van moslimheiligen geldt Harar voor de Afrikaanse moslims als de vierde heilige stad van de islam na Mekka, Medina en Jeruzalem. In 1977 vielen de Somaliërs de Ogaden binnen en belegerden zij twee maanden lang Harar. Met behulp van militairen uit de Sovjetunie en Cuba wist Mengistu hen echter terug te drijven. De opdracht van het Somalische opperbevel om tijdens de vrij smadelijke terugtocht van hun leger Harar met de grond gelijk te maken, werd gelukkig niet uitgevoerd door de religieuze scrupules van de commandant te velde. Sinds kort prijkt de oude stad van Harar in haar geheel op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Met de fondsen die door die organisatie beschikbaar zijn gesteld, zijn de autoriteiten in staat de hoognodige restauraties uit te voeren aan de stadsmuur van emir Nur en aan de eeuwenoude moskeeën. Ook wordt er een ringweg om de oude stad gelegd om deze zoveel mogelijk te ontlasten van vrachtverkeer. Dag 20 Harar
We zien hier voor het eerst in Ethiopië ook dikke mannen en vrouwen. Maar je ziet in deze stad ook talloze winkeltjes waar je je tegoed kunt doen aan een café macchiato en een zoet gebakje. Wij hebben er na de wandeling ook wel zin in. We zijn tot de ontdekking gekomen dat we te veel geld hebben gewisseld. Het leven is hier goedkoper dan we hebben verwacht. We proberen het bij verschillende banken. Maar je kunt buiten Addis Abeba alleen dollars en euro’s naar birr wisselen en niet andersom. Daar balen we wel een beetje van. Ook krijgen we nog een aanvaring met een tuk-tuk chauffeur. Hij wilde opeens 20 birr hebben, terwijl 5 birr het normale tarief is. We hebben 5 birr op de stoel gelegd en zijn weggelopen. Hij loopt ons eerst nog boos achterna, maar geeft het op.
Dag 21 Harar - Nazaret Bij de afslag naar Nazaret begint het vlakke woongebied van de Afar. Droge struiken en een acacia sieren het verder woestijnachtige gebied. De semi-nomaden trekken met hun kuddes kamelen rond op zoek naar weidegronden. Ze noemen zichzelf 'Afar', de Arabieren gebruiken de naam 'Danakil' en de Amharen de naam 'Adal'. De Tigrayers noemen ze de 'Teltal' en zo heeft iedere bevolkingsgroep een andere benaming voor deze mensen die leven in een droog en dor gebied. Ze hebben een slechte naam: er wordt nog steeds hardnekkig verteld dat ze hun mannelijke slachtoffers ontmannen. Ondanks dat deze praktijken nauwelijks meer plaats vinden is de trotse en enigszins mensenschuwe Afar niet gesteld op vreemdelingen die hun land betreden en ze bekijken deze dan ook met argwaan en stellen zich meestal vijandig op. De Afar leeft voornamelijk van veeteelt en trekken rond met grote kudden runderen, dromedarissen, geiten en schapen. Ze wonen in seizoenkampen zodat ze, als de omgeving door het vee is kaalgevreten, weer verder kunnen. Hun onderkomens bestaan uit ronde hutten die gemaakt zijn van gebogen takken waarover geweven matten gelegd worden. Melk en boter zijn de basisbestanddelen van hun voeding. De Afar-man draagt een lendendoek van ongebleekt katoen en een jile, een kromme dolk, aan een riem op de buik (de bewuste dolk die gebruikt werd bij de ontmanning van de vijand). Een Kalashnikov over de schouder maakt het geheel compleet. Zijn haar zit in een bol op zijn hoofd en is ingesmeerd met dromedarisvet. Als ze op pad gaan wordt een sjamma (omslagdoek) gedragen. De Afar-vrouw kleedt zich in een leren rok en laat het bovenlijf onbedekt. Ze versieren zich met kleurige sierraden om hals, armen en enkels. De haren zijn in kleine vlechtjes verwerkt en rijkelijk bewerkt met dromedarisboter. Als ze onderweg zijn dragen ze ook een sjamma met prachtig ingeweven kleuren. Tussen de steden hebben de Afar langs de kant van de weg hun seizoenskampen opgeslagen. De kenmerkende ronde hutten bedekt met rieten matten kunnen binnen een uur uit elkaar gehaald worden en op een transportdromedaris worden geladen. Het opbouwen van zo'n hut duurt even lang. De veekralen van doornige planten tussen de hutten dienen voor het stallen van jonge dieren en om ze 's nachts te beschermen tegen roofdieren. In september en oktober, direct na de grote regens, kunnen sommige seizoenskampen uit meer dan 20.000 hutten bestaan, zoals het Darkali Dass- kamp in de buurt van Awash. Zodra het vee de omgeving heeft afgegraasd, de laatste nieuwtjes zijn uitgewisseld en eventuele huwelijken gesloten zijn, trekken de Afar-nomaden verder in kleine groepen. Naast de veeteelt is het al dan niet legaal exporteren van qat een belangrijke bron van inkomsten voor de Afar- nomaden. Omdat het trotse en wat vreemdelingschuwe mensen betreft, kan het geen kwaad enige omzichtigheid te betrachten bij een bezoek aan een dergelijk seizoenskamp. Het is verstandig hierbij de hulp in te roepen van een plaatselijke gids, die goede relaties heeft met de stamhoofden. Naast deze tijdelijke hutten bouwen sommige Afar ook meer permanente behuizingen met dikke muren uit zand- en puimsteen en een dakbedekking van steenslag en doornstruiken, ter plaatse dabou geheten. Deze dabou's, die tijdens het rondtrekken van de vee-nomaden leeg staan, komen vooral aan de voet van de hoogvlakte voor. Dag 22 Nazaret - Arba Minch Omdat we heerlijk hebben geslapen en zijn we helemaal fit voor de lange reisdag van 12 uur. We hebben de bus verwisseld voor een jeep en we rijden zeer comfortabel. We rijden via Shashamene, dit is een stad waar veel rastafaris wonen in een apart gedeelte van de stad. De ratafari beweging ontstond al in 1920 onder de negerslaven in Jamaica. Een van de politieke en geestelijke leiders, Marcus Garvey, kwam tot conclusie dat Ethiopië het stamland van het ware Israël moest zijn en stichtte een orthodoxe kerk met oud testamentische trekken. De beweging, die geen aansluiting kon vinden bij de reguliere orthodoxe kerken, beperkte zich aanvankelijk tot Jamaica zelf, waar de "dreads" God onder de naam Jah vereerden en net als Samson hun haar niet af lieten knippen. Garvey zag in Ras Tafari de machtige koning die in Afrika zou opstaan. Toen ras Tafari op 2 november 1930 daadwerkelijk gekroond werd tot keizer Haile Selassie, wordt ook de rastafari beweging een feit. In 1966 brengt Haile Selassie een bezoek aan Jamaica en zegt de rastafari’s gebieden toe waar zij zich vrijelijk kunnen vestigen. Daarop zijn duizenden Jamaicanen naar Shashamene gekomen. Na de dood van Selassie, gevolgd door de terreur van Mengistu, zijn velen weer vertrokken. Er leven nu naar schatting nog enkele honderden rastafari’s in Shashamene. Hun hoofdkwartier bevindt zich achter een gesloten poort. De streek rond Sodo en ten oosten van de bovenloop van de Omorivier wordt bewoond door de Wollaita, een van de talrijke groepen die tot de Omotisch sprekende volkeren behoren. Zij zijn landbouwers die naast graan ook katoen, tabak en ensete ('onechte banaan') verbouwen. De Wollaita wonen in ruime ronde hutten waarin zowel de mensen als hun kleinvee de nacht doorbrengen. Hoewel de meeste in naam moslim of christen zijn, hebben de Wollaita hun vroegere animistische gebruiken grotendeels gehandhaafd. Zo vereren zij de natuurmachten in grotten en plaatsen zij struisvogeleieren op de middenpaal van hun hutten om de vruchtbaarheid van mens en dier te bevorderen. Het ziet er hier een beetje welvarender uit. Ook zien we in deze streek honderden stenen grafmonumenten, versierd met zwaarden en primitieve mens, paard en leeuw figuren. De rijke mensen verbeelden hiermee hun leven: een ruiter voor een strijder, een koe voor een rijk man. Voor sommige hutjes staat een beker op een stok of een schaal op een krukje. Het is een soort reclame. Een beker betekent dat je er drinken kunt krijgen en een schaal betekent dat je er eten kunt krijgen. Arba Minch, 130 km ten zuiden van Sodo, is de huidige hoofdstad van de provincie Gamogofa. De naam van de stad, die fraai gelegen is aan de voet van het westelijke hoogland op de landengte die het Abaya- en het Chamo-meer van elkaar scheidt, betekent: 'De veertig bronnen'. Ze verwijst naar de talrijke warmwaterbronnen die Arba Minch rijk is. Omdat we naar het festival zijn geweest, hebben we geen tijd om hier in te badderen. We logeren in een Greenland-park. We komen in het donker aan en de elektriciteit is uitgevallen. Zo in het donker lijkt het een heel eind lopen naar het restaurant. We zijn weer erg blij met onze hoofdlamp. Die is goud waard op deze reis. Maar we eten een heerlijke tomatensoep en de tilapia is ook erg lekker. In het donker strompelen we terug naar onze kamer. We hebben een badkamer zo groot als een huiskamer en heerlijk warm water. Dag 23 Arba Minch- Turmi
Vanochtend
zien we pas in wat voor bouwput
we terecht zijn gekomen. Het park is op geen stukken af. We kijken even
bij het meer. We stappen weer in de jeep. Volgens de Ethiopiërs houdt
Ethiopië bij Arba Minch zo'n beetje op: daar in het zuiden wonen alleen
maar wilden. Het is economisch ook totaal niet interessant, zodat er
heel weinig verkeer is (geen goederentransporten). De wegen zijn daar
dan ook naar. Ze zijn wel bezig de weg naar Arba Minch te verbeteren,
maar ze zijn nog lang niet klaar. Daardoor rijden we over erg stoffige
wegen dieper het Rift dal in op weg naar de Omo-vallei. Ook zien we kinderen op hun hurken dansen. Dit is een soort nationale dans en zo proberen ze de toerist te verleiden hun enkele birretjes te geven. Onze “bijnaam” : Hé you, Money! is hier ook al bekend. We stoppen in Weyto om iets te eten. Onze volgende stop is in een Karo dorp. Ook stoppen we in een dorp waar de Erbore stam leeft. De jongens zijn er beschilderd. Het zier er wel krijgshaftig uit. Ook hier maken we veel foto’s. Aan het eind van de middag komen we in Turmi; het woongebied van de Hamar. Ook nu gaan we weer naar een greenland park toe. Maar hier kamperen we. Als we van een biertje genieten, zien we een jongen met een geit langslopen. We denken dat dit ons avondeten wordt. En ja hoor, als we even later om het hoekje kijken hangt de geit al aan een boomtak. We zetten de tent op. De matjes zijn niet zo zacht als we gehoopt hadden. Het is zo warm vannacht dat we de slaapzakken niet gebruiken. Heel in de verte horen we trommels en muziek. Dag 24 weekmarkt Turmi
We gaan ’s morgens
eerst naar de markt. De
weekmarkt (maandag) in Turmi is een fascinerend schouwspel. Van heinde
en verre komen de Hamar met hun koopwaar naar de markt. De vrouwen
dragen versierde kalebasjes die dienst doen als boodschappentas of, de
kleinere variant, als portemonnee. Op de markt kun je terecht voor
specerijen, boter, honing en Hamar koffie. Rondom de markt vind je
diverse 'dranklokalen' waar de Hamar hun zelfgebrouwen honingwijn
verkopen. De
Hamar, een van de kleurrijkste stammen van Ethiopië, staan bekend om hun
gevoel voor schoonheid. Uren per dag wordt door de vrouwen besteed aan
hun kapsel dat met boter en klei wordt ingesmeerd. Soms worden de
kapsels versierd met schelpjes of stukjes blik. Lichamen worden met olie
en klei ingevet en verfraaid met kettingen en armbanden. De mannen
kennen een vergelijkbaar ritueel. Sommigen dragen een struisvogelveer in
hun haar, een teken van dapperheid: zij hebben de vijand, mens of dier,
verslagen.
De koeien worden op een rijtje gezet en de jongen moet er eerst 3 keer om heen lopen. Maar dan volgt de test. De jongen neemt een aanloop en springt. De eerste keer mislukt. Maar de volgende poging is succesvol. Dit wordt nog 3 keer herhaalt. Na afloop wordt de jongen door een oudere man omhelst en die bijt de liaan door. Nu is hij dus gereed om te trouwen. Onder de indruk van wat we hebben gezien gaan we terug naar de camping. De mensen van de camping maken een heerlijke maaltijd voor ons klaar. Verzadigd kruipen we ons tentje in.
Dag 25
Turmi - Mago Nationaal
Park
Het uiterste zuiden van Ethiopië, waar we nu door heen rijden wordt gedomineerd door de benedenloop van de Omo rivier. Paleontologen als de befaamde Louis en Mary Leakey hebben door hun opgravingen en onderzoekingen overtuigend aangetoond dat de wieg van de mensheid zich bij de oevers van dit meer moet hebben bevonden en dat de eerste mensachtige vanuit hier zeer geleidelijk over Europa en Azië zijn uitgezwermd via de Grote Slenk. Dit is een gigantische kloof die het landschap middendoor scheurt, deze is zelfs door de astronauten zichtbaar vanuit de ruimte. Na 10 uur hobbelen, komen we moe, warm en ontzettend stoffig op de campsite aan. We kamperen in het park aan de oevers van de Neri rivier. We zweten ons een ongeluk als we de tent opzetten. Een paar redelijk grote apen kijken hoe we het doen. We worden gewaarschuwd dat we een hangslotje op de rits van de tent moeten doen, de apen zijn hier zo slim dat ze de ritsen open kunnen krijgen. Als ze te brutaal zijn, worden ze afgeschoten. Dan duurt het een poosje tot de volgende generatie weer even slim is. We krijgen een emmertje water en kunnen ons een beetje wassen. ‘s Avonds genieten van oerwoud geluiden, vliegen en plakkende muggen. Ondanks dat het vreselijk warm is, doen we maar lange mouwen aan voor de muggen. We zweten ons kapot en blijven maar zo stil mogelijk zitten. De tseetseevlieg komt hier ook veel voor. Deze keer zijn we 's nachts in de echte jungle met alle geluiden die er bij horen, van blaffende bavianen tot luid kwakende boomkikkers en sjirpende cicaden toe. Dag 26 Mago Nationaal Park – Jinka
Beide geslachten versieren verder hun lichaam met ingewikkelde patronen, waarvoor witte klei de basis vormt. De mannen versieren hun lichaam met inkervingen, een teken van kracht, een symbool voor de verrichte heldendaden. Mursi vrouwen schilderen hun gezicht en bovenlijf wit en versieren hun schouders met littekens. Het is een beetje een circus. We komen er om 9.30 uur aan. Er wordt beweerd dat je er vroeg moet zijn omdat ze ’s middags al dronken zijn van de zelfgestookte alcohol. Aan het begin van het dorp staan de mensen al klaar. De toeristen komen er aan en men gaat al in de houding staan. De foto’s kosten 2 of 3 birr. Dit is afhankelijk van of er een kind op de arm zit of niet. Ze verdringen elkaar om op de foto te komen. Je wordt ook steeds aan je arm getrokken. Als je een foto maakt gaan ze er speciaal voor staan. Ze poseren echt. Als jij een foto maakt kijken ze al weer rond of ze of een andere fotomakende toerist zien. Je ziet niets van hun dagelijks leven. Al met al valt het ons wat tegen. Hierna gaan we verder naar Jinka. Hier komen we om 1 uur aan. Na al die reisdagen luieren we lekker wat. We douchen ons met behulp van een emmer putwater en een beker. Want het dorp zit al 3 weken zonder water.
Dag 27 Jinka
- Konso De
mensen die hier komen horen voornamelijk tot de Banna stam. Ook op deze
markt willen de mensen niet op de foto. Overzichtsfoto's zijn meestal
geen probleem. Als je het toestel maar een beetje richt, dan duiken ze
al weg. Dan is de telelens toch wel een uitkomst. Wel gaan er constant
kinderen voor je lens staan, maar daar vinden we ook wat op. Je ziet
iemand die je wilt fotograferen. Je richt je lens de andere kant op; de
kinderen gaan daar naar toe en dan draai je weer vlug om een foto te
maken. Zo snel zijn die kinderen niet. De vrouwen dragen een geitenvel
met de punt naar achteren. Sommigen hebben een kalebas op het hoofd. We treffen het in Konso erg slecht. Op de heenreis hebben we hier in het Edgethotel koffie gedronken. Ik ben toen even naar de wc geweest. Toen dacht ik nog: je zult hier maar moeten logeren. Tja, en nu moeten we het ook nog. Het is net een barak en we hebben ook geen water. Maar ook de “douche”is zo verschrikkelijk smerig dat we er zelfs met slippers aan niet eens in willen staan. Er worden ook 2 spuitbussen leeg gespoten. Nu krijg je er zelf bijna geen adem. We gaan eerst maar het traditionele Konso dorp Olanda bekijken. We moeten eerst een trap, die tussen stenen muurtjes ligt, op. Hier wonen 5000 mensen vertelt de gids. Voor zover we wat kunnen zien door alle hordes mensen is het een mooi dorp. Er staat een wal omheen als bescherming tegen wilde dieren (niet echt meer van toepassing) en vijanden. Ook de compounds, die bewoond worden door één familie, zijn voorzien van een omheining van sprokkelhout met een kleine opening als deur, zodat een eventuele indringer moet bukken om binnen te komen en acuut op zijn hoofd geslagen kan worden. De compound bestaat uit een aantal hutten: een woonhut, een veehut, een voorraadhut en een trouwhut. Gebruikelijk is dat de oudste zoon in de compound bij de ouders blijft wonen. De jonge mannen die nog niet getrouwd zijn, slapen een community house. De gids vertelt nog meer, maar de kinderen maken zo’n kabaal dat we zijn moeizame engels niet verstaan. En eigenlijk vinden we het allemaal wel best. We hebben genoeg van het faranzi, you, you, Money en birr en hebben schop neigingen. Van dit alles krijgen we een slecht humeur. Nu eerst maar eens op zoek naar eten. Na dat we besteld hebben duurt het nog 1 ½ uur voor we iets hebben. Intussen volgen we de pogingen van een dronken Ethiopische vrouw om 2 Europese mannen te versieren. In bed kruipen we met kleren aan in onze lakenzak op de verschrikkelijk vieze bedden. Dag 28 Konso – Arba –Minch Als we opstaan, gebruiken we onze laatste schoonmaakdoekjes. We hebben er nog nooit zoveel gebruikt als tijdens deze reis. Als we aan ons ontbijttafeltje zitten, bedenk ik dat we de waterfles hebben laten staan. Als ik in het hok kom is het bed weer opgemaakt. Ik griezel er van. Hoeveel mensen zouden al tussen dezelfde lakens hebben gelegen? Ik heb het even helemaal gehad hier.
We logeren weer in het greenlandpark. Dit keer is er gelukkig wel elektriciteit. Van hieruit maken we een tochtje over het Chamomeer. We moeten eerst over een paar boten heen klimmen om bij de boot te komen waarmee we het water op gaan. Varen, wat een rust, geen hobbels of kuilen, geen stof, geen koeien of geiten. Wel krokodillen en hippo’s. We genieten hier echt even van. Dag 29 Arba –Minch- Addis Abeba We moeten vandaag erg vroeg op. Het is nog zeker 12 uur rijden naar Addis Abeba. Halverwege zien we mooi gekleurde huizen staan. We komen om een uur of 5 in Addis aan. We gaan snel naar het hilton hotel om onze birrs in te wisselen voor euro’s. We worden door greenland tours op een Ethiopische maaltijd getrakteerd, we eten onze laatste injerra. Bert heeft er geen trek in. Hij voelt zich niet lekker. We gaan dan per taxi naar de luchthaven. Hier is het een gekkenboel. We waren al gewaarschuwd dat we wel 3 uur nodig zouden hebben De bagage moet eerst door een scanner. Dan wij ook, maar dat duurt langer dan de bagage. Die wordt zomaar op de grond gesmeten. Ook onze fotorugzak. Ik ben razend. Ook heb ik het helemaal gehad met Ethiopië. De luchthavenbelasting hoeven we niet te betalen. Die zit al in ons ticket. Hebben we ook nog voor niets dollars gekocht! We vullen een formulier in met klachten over de behandeling op de luchthaven. Dan vliegen we rechtstreeks naar Amsterdam. Het is voor de eerste keer in ons reisleven dat we zo blij zijn dat we naar huis gaan! Dag 30 Aankomst Amsterdam Hier worden we door de kinderen opgehaald. Wat er voor de parkeergarage betaald moet worden is een Ethiopisch maandsalaris en zo belanden we weer in onze Nederlandse werkelijkheid..........
|