Reisverslag Jordanië 2009
Officieel het: Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië
المملكة الأردنّيّة الهاشميّ
Amman - Jerash - Madaba - Petra - Wadi Rum - Aqaba
Dag 1
Om 5 uur gaat de wekker, want we worden om 5.55 uur door onze zoon opgehaald. In Hoorn nemen we de trein naar Amsterdam en van daar door naar Schiphol. De conducteur verontschuldigt zich voor de vieze trein, die gebruikt is voor de supporters van Heerenveen (die gisteren de bekerfinale hebben gewonnen). We vertrekken precies op tijd naar Amman, waar we 5 1/2 uur later landen. Gelukkig hebben we Euro’s meegenomen, want er is op de hele luchthaven geen ATM te bekennen. Alleen maar wisselkantoortjes, waar we dus maar wat Euro’s omwisselen voor Jordaanse Dinar (JOD). Onze bagage is er ook al, dus gaan we direct door de douane. Bij de immigratiedienst moeten we op de foto en men wil weten waar we logeren.
Omdat we via internet een overnachting met airport pick-up bij hotel Palace in Amman hadden gereserveerd, stond er een chauffeur klaar met een bordje “Hotel Palace, mr. Dijkstra”. Onze naam kan hij bijna niet uitspreken, maar hij spreekt wel goed Engels. Als we de stad inrijden zien we allemaal bloemenstalletjes en dat bij een temperatuur van 40 gr.C. De bloemen komen uit Jeras, omdat het daar een stuk kouder is. De chauffeur zet ons netjes af bij het hotel, we zijn nog nooit zo snel van de luchthaven bij een hotel geweest.
De kamer is redelijk. Het hotel ligt in downtown van Amman, zodat veel bezienswaardigheden op loopafstand zijn. We hebben echter geen puf meer om de stad te bekijken. We nemen daarom een douche en gaan slapen, onze kamer is erg warm.
Amman is gelegen in het vruchtbare noordwestelijke deel van Jordanië. Op ongeveer 900 meter boven zeeniveau strekt de stad zich uit over inmiddels meer dan twintig vrij steile heuvels. Het noordwestelijke en rijkere deel van de stad (Shmeisani) is vlakker dan het zuiden en oosten, waar de woestijn niet ver weg is. Voor de nieuwkomer is het, zelfs met plattegrond, een hele klus zich te oriënteren in deze centrum loze stad, waar de ene heuvelwijk moeilijk van de andere te onderscheiden is. Straatnaambordjes zijn een zeldzaamheid, de bewoners koersen op bekende gebouwen en de namen van de heuvels zelf. Het meest levendige deel van de stad staat eenvoudigweg bekend als downtown en wordt gevormd door de vallei waarin de Husseini-moskee en het Romeinse theater de voornaamste bakens vormen.
Dag 2 Amman
Aan beide kanten van het theater liggen de kleine museumpjes: het folklore museum en het museum of popular traditions. Het eerste museum laat een aantal mozaïeken en vooral veel verschillende klederdrachten zien, het laatste museum bevat ook allerlei gebruiksvoorwerpen. De temperatuur is inmiddels opgelopen tot 30 gr. C. Erg warm! We vragen aan de tourist police, die je hier overal rond ziet lopen, wat een taxirit naar Jebel al Qal moet kosten. Maximaal 1 JOD zegt hij, hij schrijft zelfs in het Arabisch op een briefje dat deze toeristen naar Jebel al Qal willen. De eerste de beste taxichauffeur vraagt 3 JOD, nee dus!, 2 JOD dan?, weer nee!, 1 JOD dan maar? OK! (We zijn al snel weer gewend aan het afdingen). Het is geen grote afstand naar Jebel al Qal, maar de weg gaat wel erg stijl omhoog. De chauffeur zegt dat het vandaag wel erg warm is, we zijn dan ook blij dat we niet naar boven hoeven te lopen. Eenmaal boven gekomen op de Jebel al Qal staan links twee flinke zuilen, de restanten van een Romeinse Herculestempel uit de tweede eeuw. Binnenin stond een ruim negen meter hoog beeld van de mythische held. Een aantal van zijn bewaard gebleven vingers siert nu de toegangstrap tot het verderop gelegen Archeologisch Museum. Het Archeologisch Museum is klein maar fijn en is in zijn soort het beste museum van het land. Je loopt door een chronologische warboel van voorwerpen waaronder zich talloze juweeltjes bevinden. Neolithisch zijn de met schelpen beplakte schedels uit Jericho (± 7000 v. Chr.), gebruikt in vooroudervereringen. Ongeveer even oud zijn de grote Zeina en kleine Uriah, twee beelden van pleisterwerk op een rietframe, die verbazend modern aandoen. Ze zijn gevonden bij Ayn Ghazal, een neolithische nederzetting ten noorden van Amman. Uit Jericho komen ook het kinderskeletje in een pot, begraven onder de vloer van de woonkamer om het bij de familie te houden, en de schedel met gaatjes, gevolg van trepanatie of schedelboring, een nogal ingrijpende hoofdpijn therapie. De man heeft zijn laatste trepanatie niet overleefd.
Via een trappen stelsel lopen we weer naar beneden, richting Romeins theater. Eenmaal beneden lopen we door King Faisal street en bestellen we bij restaurant Jerusalem een Kebab met cola. Hoewel je denkt geen honger te hebben, is het toch wel erg lekker en hebben we weer nieuwe energie om naar de Husseini moskee te lopen. Tegenover de moskee zijn twee juice bars die elkaar met veel geschreeuw proberen te overtreffen. We proberen voor 1 JOD een orange/banaan juice, deze is heerlijk. De moskee zelf is niet erg bijzonder, maar achter de moskee is een fruit marktje en dat is wel leuk. Ook hier hangen doeken boven de straat om de ergste hitte te weren. We kopen nog een broodje en een paar flessen water, onze voeten branden nu in onze schoenen, dus gaan we terug naar het hotel. Het blijkt dat de airco op de kamer het niet doet, daarom is het wel erg warm en helaas hebben we geen balkon. We melden het bij de receptie en even later komt een jongen langs. Hij steekt twee losse draden in een contactdoos en ja hoor! De airco doet het weer! Nu is het snel een aangename temperatuur op onze kamer.
S ’avonds nog even de stad in geweest, de temperatuur was toen een stuk aangenamer. Wat ons opviel in de staten van Amman: · Vrouwen streng gesluierd tot en met de ogen (burka) · Streng gesluierd met alleen een spleetje voor de ogen open gelaten · Westers gekleed met hoofddoek · Westers gekleed zonder hoofddoek Door de mannen wordt er erg veel gerookt. We gaan nog even koffiedrinken bij Habibah en nemen er een mierzoete mini baklava bij. Deze minihapjes worden hier ook veel op straat gegeten. We bespreken een tour voor morgen naar Jerash. Als we op de kamer terug komen is er geen warmwater meer. Bah we voelden ons net zo vies, maar gelukkig hebben we na 1 1/2 uur weer heerlijk warm water en kunnen we lekker douchen.
Vandaag met de tour naar Jerash geweest samen met twee andere toeristen in een taxi. Voor we vertrokken vroeg de chauffeur of we onze paspoorten bij ons hadden i.v.m. controles onderweg. Onze paspoorten hebben we niet nodig gehad, maar er waren wel veel snelheidscontroles door de politie met laserguns.
Jerash wordt ten onrechte wel ‘het Pompeï van het Midden-Oosten' genoemd. Jerash werd immers niet bedolven onder de lava van een vulkaan, maar onder zand ten gevolge van een aardbeving. De zuilen die je overal ziet in Jerash zijn niet vast gemetseld, maar op elkaar gestapeld. Ze wiegen daardoor zachtjes op en neer in de wind. Dat kan je goed zien wanneer je een mes of sleutel onder de zuil steekt. Waarschijnlijk is deze manier van bouwen de reden waarom Jerash de verschillende aardbevingen goed overleefd heeft. De ruines van Jerash stammen uit 333 voor Christus. De stad heette in de Romeinse tijd Gerasa en floreerde door de agricultuur van het omliggende land.
Het is nog vroeg dus zijn er nog geen bussen vol toeristen. Vanaf de parkeerplaats lopen we richting de toegangspoort, de prachtige 13m hoge poort van Hadrianus. Deze poort was oorspronkelijk 2x zo hoog en werd in 129 na Christus gebouwd om de visiterende keizer Hadrianus te eren. Meteen achter de toegangspoort ligt het circus maximus, een hypodrome. Hier wordt later op de dag een paarden race gehouden. We lopen eerst het hele complex door en gaan later nog even terug naar het South theater. Ondertussen zijn er grote groepen mensen gearriveerd en treed er een doedelzak groep met trommelspelers op. Het is nu ook al weer erg warm.
Wij reizen verder naar het kasteel van Ajloun. Dit kasteel uit de tijd van de Kruistochten (1184) biedt een prachtig uitzicht over de omliggende Jordaan vallei en is één van de best bewaarde bouwwerken van de Islamitische Middeleeuwse bouwkunst. Het is gebouwd door een neef van Saladin om de handelsroute tussen Jordanië en Syrië te beschermen. We gaan nu eerst wat eten in Irbid, falafal met hummes. Hummes is een pasta gemaakt van kikkererwten met olijfolie, we zullen dit op onze reis nog vaak bestellen, want het smaakt heerlijk. Na de lunch rijden we via de Golan hoogte naar Umm Qais, dit ligt precies op de grenzen van Jordanië, Syrië en Israël. We zijn erg moe en vinden deze plaats niet zo bijzonder. Het waait er wel lekker waardoor de temperatuur wat aangenamer voelt. De chauffeur brengt ons terug naar Amman. We hebben in totaal 560 km gereden, dit is wel weer genoeg voor vandaag. In Amman boeken we een tour naar de dode zee en vragen of ze ons er in onze volgende bestemming, Madaba, uit kunnen zetten. Dit is geen probleem volgens het reisbureautje, dus gaan we onze rugzakken inpakken en de dag rugzakken klaar maken voor een bezoek aan de dode zee. Badpakken, handdoekjes en zeep om je mee af te spoelen.
Als we ons om 7 uur bij de receptie melden voor onze tour naar de dode zee, vertellen ze ons dat de tour niet doorgaat omdat wij de enige deelnemers zijn. Voor 54 JOD kunnen we zelf met een taxi, maar dit vinden we te gek. We gaan eerst maar eens ontbijten en besluiten om met de bus rechtstreeks naar Madaba te gaan. Van daaruit kunnen we ook de dode zee bezoeken. We nemen een taxi en laten ons naar het Muhajireen busstation brengen. Er wordt ons gevraagd of we naar de dead sea moeten! Nee naar Madaba! Nou dan moeten jullie dààr gaan staan. We gaan op een stoepje zitten en bereiden ons voor op een poosje wachten. Maar dan worden we geroepen, het busje stopt pal achter ons. In Madaba worden we ergens op een kruispunt gedropt, meteen stopt er een taxi. We moeten naar het Mariam hotel, dit blijkt twee straten verderop te liggen, maar we hadden het zelf nooit kunnen vinden. Dankzij de internet reservering is onze kamer al klaar en kunnen we deze gelijk inspecteren. We hebben een mooie kamer met vanaf ons balkonnetje, uitzicht op het zwembad. Hotel Mariam is veel luxer dan ons hotel in Amman, maar door de betegelde gangen is het nogal gehorig. Ook hebben we geen airco, maar gelukkig wel een fan.
Het is inmiddels 9.30 uur en al lekker warm als we bij Mt. Nebo aankomen. We hebben de bergschoenen aangetrokken omdat we dachten een hoge berg op te moeten lopen. Echter de weg naar boven blijkt een schelpenpaadje te zijn, waar je zelfs met hakken over naar boven zou kunnen lopen. De Nebo is een 800 meter hoge bergrug met twee toppen: Siyagha (710 meter) en el-Mekhayyat (790 meter). Op de eerste top zou volgens de overlevering Mozes hebben uitgekeken over het Beloofde Land. Op de tweede top zou de Bijbelse stad Nebo hebben gelegen. De meeste mensen bezoeken alleen de Siyagha (Aramees voor klooster). De plaats is al van verre te herkennen aan het witte kerkgebouw, het Moses Memorial. Het monument van het kruis met de slang staat achter hekken, de plaats wordt gerestaureerd. We kunnen dus alles alleen maar van een afstandje bekijken, wel een beetje jammer. Maar gelukkig vergoed het magnifieke uitzicht veel. Je ziet het meer van Galilea, Jericho en een gedeelte van de Dode Zee. Op zich viel het geheel ons een beetje tegen. We hadden meer een bergtop zoals de Mozesberg in de Sinaï verwacht. Alles was ons een beetje te geciviliseerd. Het voordeel is natuurlijk wel dat nu iedereen er kan komen, ook als je slecht ter been bent. Want het is natuurlijk wel een heilige plaats.
Onze taxi chauffeur brengt ons nu naar de Baptism side. Hoe dichter we bij de Jordaan vallei komen hoe meer controle posten we passeren. Maar elke keer als de chauffeur meld dat we uit Holland komen mogen we zo doorrijden. We betalen de entree voor de side en moeten even wachten op het busje dat ons naar de Jordaan en de doopplaats van Jezus zal brengen. Eenmaal aangekomen bij de side staat een gids op ons te wachten die niet bepaalt overloopt van vriendelijkheid, hij roept steeds dat iedereen moet doorlopen, zodat we soms niet eens tijd hebben om rustig wat foto’s te maken. We lopen over een pad dat is omgeven door hoge hekken. Buiten deze hekken blijken talloze landmijnen te liggen. Uiteindelijk komen we bij de plaats waar Jezus is gedoopt. De Paus is hier vorige week nog geweest en heeft erkend dat Jezus hier gedoopt is. In Jordanië was men erg blij met deze uitspraak van de Paus, omdat men nu hoopt dat er nog meer toeristen zullen komen. De plaats is jaren gesloten geweest omdat de strook langs de Jordaan een militaire zone was. We lopen naar de St John’s church met een prachtige gouden koepel. Even verder is een plateau vanwaar we aan de andere kant Israël kunnen zien. De Jordaan is hier maar 5 meter breed. Aan de andere kant staan ook toeristen te kijken, je zou elkaar bijna de hand kunnen geven. Echter je moet niet proberen aan de overkant te komen, want dan zal er meteen een spervuur worden geopend en mocht je dit overleven dan zal je zeker het leven laten door de duizenden landmijnen die hier overal liggen. De temperatuur is inmiddels opgelopen tot 45 gr. C. Weer terug bij onze taxi, die steeds netjes op ons staat te wachten, gaan we door een dor, droog en bergachtig landschap naar de dode zee.
De Dode Zee is de zoutste zee op aarde. Deze zee bevat acht keer zoveel zout als iedere andere zee en er is geen plant of dier die hierin kan overleven. De Dode Zee is ruim 430 meter diep, 17 km breed en 80 km lang, en ligt 394 meter beneden de zeespiegel. Daarmee is deze zee het ultieme dieptepunt van de aarde!
Sodom en Gomorra Volgens God stond op deze plek lang geleden ook figuurlijk het dieptepunt op aarde. Het verhaal gaat dat hier ooit Sodom en Gomorra lagen. De inwoners van deze twee steden hielden er een nogal losbandige levensstijl op na. Drank vloeide rijkelijk en er werden orgies gehouden. God strafte de inwoners met een regen van zwavel en vuur. Alleen de brave man Lot mocht met zijn familie tijdig de dorpen verlaten. Op één voorwaarde: ze mochten niet omkijken. De vrouw van Lot deed dat toch en veranderde in een zoutpilaar. Die je rondom de Dode zee veel ziet. Door de regen van zwavel en vuur, is volgens de overlevering de dode zee ontstaan.
Wij gaan naar Amman Beach, dit is een vrij groot complex met kleedhokjes en twee zwembaden pal aan de Dode Zee. Het is een heel apart gevoel als je je in het water laat zakken. Je wordt als het ware omhoog geduwd en hebt het gevoel of je op het water ligt in plaats van erin. Je kunt rustig een boekje lezen, want je ligt als in een ligstoel. Omdraaien gaat zeer moeizaam en is ook niet aan te bevelen, omdat je er voor moet waken geen water in je ogen te krijgen. Bovendien gaat je hele lijf prikken als je te lang in de dode zee ligt vanwege het enorme hoge zoutgehalte. Als we na deze ervaring ons hebben afgespoeld in het zwembad, voelt onze huid helemaal vettig aan. Wederom staat onze chauffeur weer netjes op ons te wachten en brengt ons terug naar ons hotel in Madaba. We zoeken een internet café op om onze tour door de Wadi Rum te reserveren. Ook reserveren we een tafeltje bij het zeer goed bekend staande restaurant Haret Jdoudna. Terug bij hotel Mariam nemen we een lekkere duik in het zwembad. ’s Avonds “luxe” uit eten bij restaurant Haret Jdoudna. We maken de fout het voorgerecht en het hoofdgerecht tegelijk te bestellen, deze krijgen we dus ook tegelijk. Het hoofdgerecht is met een heel dun pannenkoekje afgedekt. Het eten is heerlijk en we kunnen alles niet eens op. Voldaan en verzadigd rollen we in bed.
Vandaag gaan we Madaba verkennen De bezienswaardigheden bestaan voornamelijk uit de mooie mozaïeken in de kerk van Sint Joris en de Apostelkerk. Het zesde-eeuwse mozaïek van de kaart van Palestina is gelegen in de Kerk van Sint-Joris. Het werd ontdekt in 1884 door de nieuwe inwoners van Madaba, die het onvakkundig repareerden en op de plek een nieuwe kerk bouwden. In 1965 werden restauraties uitgevoerd door een Duits team. Ondanks branden, vandalisme en iconoclasme (een periode in de geschiedenis, 730-843, waarin het vervaardigen en het vereren van afbeeldingen, iconen, verboden was) is een groot deel van het mozaïek goed bewaard gebleven.
Links, dus noordwaarts, ligt 'Neapolis' (Nablus) op de rand van de kaart. Helemaal bovenaan ligt 'Charachmoba' (Karak). De originele kaart was nog veel groter en strekte zich uit van de Phoenicische kust en Damascus in het noorden tot aan de berg Sinaï en Alexandrië in het zuiden. De kaart is niet uitsluitend bedoeld ter illustratie van de Bijbelse plaatsen; aan de precisie van de topografie is te zien dat het om een serieus cartografisch project ging. De vreemde kustlijn van Gaza naar Egypte, en de oost-westloop van de Nijl is niet ontstaan uit onwetendheid, maar uit ruimtegebrek. De kunstenaar heeft verschillende bronnen gebruikt om zijn kaart samen te stellen. Allereerst gebruikte hij natuurlijk de bijbel, bijvoorbeeld om de stammen van Israël te lokaliseren. Verder heeft hij de beschikking gehad over al bestaande Byzantijnse wegenkaarten, die gebruikt werden voor militaire en administratieve doeleinden. Ten slotte heeft de kunstenaar als bewoner van het gebied zijn persoonlijke waarnemingen in de kaart verwerkt. De diepere betekenis van de kaart was om de complete religieuze heilsgeschiedenis, Gods plan met de wereld, te visualiseren. Het Oude en het Nieuwe Testament grijpen in elkaar op de kaart: de topografie is de neerslag van Gods hele plan in één oogopslag: Kerkgangers konden, natuurlijk zonder schoenen, het Heilige Land symbolisch betreden. We verlaten de kerk en gaan op zoek naar de Apostelkerk. We komen langs de Mozaïekschool van Madaba maar hier is vandaag niks te beleven. We dwalen wat door de stad en zien aan de Koningsweg richting Karak de zesde-eeuwse Apostelkerk waar nog een aantal mozaïeken moeten zijn. Maar omdat er net een dienst is begonnen gaan we niet naar binnen. De vrouwen zijn allemaal in het zwart gekleed, het is waarschijnlijk een begrafenis. We hebben het wel gezien en verlangen naar het zwembad. Als we op de terugweg weer langs de Sint Joris kerk komen is er nogal wat drukte op straat, overal staat politie en straten worden afgezet. We vragen een tourist police wat er aan de hand is. Zijn antwoord:” King comes”. Nou dat klinkt niet bedreigend dus wachten we maar even. Dan komen er met grote vaart twee grote auto’s aan, er stappen drie jonge dames uit, omringt door veiligheidsmensen. Ook op straat staan opeens allemaal veiligheidsmensen met pistolen en donkere zonnebrillen. De drie dames brengen met hun gevolg een bezoek aan de kerk. Ook wij gaan, nieuwsgierig als we zijn, nog even in de kerk kijken. Binnen wemelt het ook van de mannen met pistolen en donkere zonnebrillen. De drie dames moeten haast wel familie? van de koning van Jordanië zijn. We vinden het allemaal wel grappig maar gaan wel weer naar buiten, ons zwembad lonkt toch te veel. Onderweg naar ons hotel zijn de straten nog steeds afgezet. We brengen de middag verder lekker bij het zwembad door. ’s Avonds gaan we nog een keer bij restaurant Haret Jdoudna eten. Het is volgens de Lonely Planet één van de, of zelfs hét beste restaurant van het land. Je moet dan ook van te voren reserveren omdat het elke avond bomvol zit. Wij zitten vanavond lekker rustig in het tweede deel. Voorin zitten groepen en daar is ook muziek. We maken niet weer de fout om alles tegelijk te bestellen. Het eten is echt heerlijk, vooral de salade, iets met yoghurtsaus, is verrukkelijk.
Dag 6 Madaba – Petra Van Madaba naar Petra gaan we met een tour, samen met drie andere reizigers gaan we over de Kings highway via Karak naar Petra. Op een rotsplateau van 950 meter hoogte ligt het kruisvaarders kasteel Karak. De Koerdische generaal Saladin belegerde in 1183 het kasteel Karak, aanvankelijk zonder succes. Saladin blaakte in die jaren van zelfvertrouwen. Officieël door Bagdad als sultan erkend strekte zijn macht zich uit van de Eufraat tot de Nijl. Zijn ridderlijkheid blijkt uit het verhaal dat, toen hij te weten kwam dat er een bruiloft gaande was in het kasteel, hij zijn katapulten niet langer richtte op de toren waar het bruidspaar de huwelijksnacht doorbracht. Oorspronkelijk was het alleen mogelijk het kasteel binnen te gaan door tunnels van elk 50 meter lang, die naar de rand van het ooit geheel ommuurde stadje lopen. Ten zuiden van Baybar’s toren in de noordwesthoek is zo'n tunnel nog steeds zichtbaar. Het grootste deel van het kasteel is gebouwd door de kruisvaarders. Zij gebruikten de donkerkleurige, vulkanische steen als bouwmateriaal, de mammelukse en Ottomaanse uitbreidingen zijn gebouwd met de geelwitte kalkstenen blokken. De defensieve functie van het kasteel is vooral te zien aan de westkant, waar een diepe slotgracht is uitgehouwen. Men woonde er geïsoleerd, en in duisternis. Het aantrekkelijke van het kasteel is gelegen in de bezichtiging van de talloze overwelfde gangen en kamers op verschillende niveaus. In de uiterste zuidhoek ligt de mammelukse slottoren, die op de plaats kwam van een eerdere versterking door de kruisvaarders. Het lagere gedeelte, te bereiken met een trap, is een mammelukse hof, waarop de ingang van het museum uitkomt. Als we het kasteel bezichtigd hebben staat onze chauffeur al op ons te wachten. Als we willen kunnen we aanschuiven aan een buffet. Er is van alles, salades, hoofdgerechten en toetjes zoals ouderwetse chocolade pudding en een heleboel mierzoete gebakjes. Het is allemaal erg lekker en we zitten lang en gezellig te praten met onze drie reisgenoten. We maken nog een stop bij de wadi Numeira en bij Dana. Zo’n drie kwartier later zijn we in Petra. Het Petra Moon hotel, dat we hadden uitgezocht is niet bijzonder, maar wel netjes en schoon en vlak bij de ingang van de stad Petra. We nemen een taxi naar het hoog gelegen dorp Wadi Musa en pinnen voor de zekerheid nog maar wat JOD. Dan gaan we bij een lokaal tentje wat eten, je kunt merken dat het hier super toeristisch is, kip met patat en humus voor JOD 21. Gisteren aten we nog in het meest luxueuze restaurant van Jordanië voor JOD 25. Na het eten nog even naar het internetcafé, daar zien we dat de gids voor de Wadi Rum heeft geantwoord. De tour is voor ons gereserveerd, weer een zorg minder. We maken onze dag rugzakken klaar voor morgen, héél veel water en lunchpakketten besteld bij het hotel.
We ontbijten om 6.30 uur en staan om 7.00 uur bij de “Bab as Siq” (toegang tot de kloof) om kaarten voor twee dagen te kopen. We hebben er zin in! Vanaf het toegangshek volgt een verharde weg de Wadi Musa tot het begin van de Siq (kloof). Je kunt het vanuit hier niet zien, maar te paard kun je slechts een halve kilometer afleggen, want sinds 1995 worden de paarden, tenzij met karretje, geweerd uit de kloof. Wij gaan liever wandelen en maken alvast kennis met de eerste staaltjes van Nabatese hakkunst, drie fikse kubussen. Men weet eigenlijk niet waar de kubussen voor dienden. Het kunnen grafmonumenten zijn (enkele zijn hol), maar ook symboliseringen van de Nabatese oppergod Dhushara. De bevolking van Petra noemt ze jinn-blokken (jinn betekent geest of spook) of saharÎej, watertanks, vanwege de vorm. Achter het derde blok zien we inderdaad een deel van een waterkanaal dat water van de bronnen van de Wadi Musa Petra inbracht. Rechts van de kubussen is de Obelisk-tombe. De Obelisk-tombe bestaat uit twee delen. De onderste ingang voert in een triclinium, een ruimte met drie uitgehakte banken. Een Arabier zou het een diwan noemen. In Petra zijn ruim honderd van dergelijke kamers gevonden. Men gebruikte ze voor het begrafenismaal ter ere van overledenen, maar ook voor andere sociale gebeurtenissen. De vier obelisken van het bovenste gedeelte verbeelden mogelijk de zielen van overledenen. In het midden van de obelisken is een kleine nis te zien, waarin vaag een mensenfiguur te zien is. Na een stevige wandeling komen we bij de waterdam, deze werd aangelegd nadat 24 Franse toeristen in 1964 letterlijk wegspoelden. Na de dam dalen we af in de befaamde Siq, de nauwe kloof die over 1,2 kilometer naar Petra toe kronkelt. Vaak denkt men dat deze natuurlijke rotsbreuk in Nabatese tijden de enige toegang tot Petra vormde. Het was niet de enige, maar wel de voornaamste. Ooit was de hele kloof geplaveid. Onderweg passeren we nog resten van deze bestrating en in de linker rotswand toont de uitgehakte geul hoe water uit de Mozes bron naar Petra geleid werd. Spectaculair is het spel van licht en schaduw dat zich afspeelt op de torenhoge rotswanden (tot 200 meter) langs de kloof.
Aan het eind van de Siq wacht Petra's grandioze visitekaartje, Al-Khazne. Het gebouw, eigenlijk een sculptuur, is compleet met alle versieringen uit de zachtroze rots uitgehakt. Het is ongeveer 30 meter breed en 45 meter hoog. De 'voetstappen' aan weerszijden laten nog zien waar ooit de steigers hingen. Over leeftijd en functie van dit gebouw lopen de geleerde meningen uiteen. Inscripties ontbreken, zodat het veel gissen blijft. De duidelijk hellenistische invloeden doet vermoeden dat hier 'gastarbeiders', buitenlandse architecten en kunstenaars, aan het werk zijn geweest. Dit zou het dateren in het begin van de eerste eeuw van onze jaartelling. Het is hoogstwaarschijnlijk een koningstombe, maar voor welke koning? Men denkt nog het meest aan een tempeltombe, waar ceremoniële bijeenkomsten gehouden werden in nauw contact met de doden. De naam 'Farao's Schat' (Khazne Firaun of kortweg Al-Khazne) komt voort uit een bedoeïenenlegende. Men vertelde dat in de stenen urn bovenop Al-Khazne een schat verborgen zat. Om deze open te breken schoot men op de urn, waarbij ook de beelden en passant wat kogels meekregen. Aannemelijker is, dat vrome moslims of christenen de beelden, zoals bij vele afbeeldingen van mensen en dieren in Petra, al veel eerder vernield hadden. Naast de koploze adelaars bovenaan zijn de figuren van dansende vrouwen en twee vage ruiters te onderscheiden. Boven in het midden is de stadsgodin Tyche afgebeeld. De gaafheid van het overig steen snijwerk is te danken aan de rots, die het kunstwerk beschermt tegen wind en regen. In de kale ruimtes binnen valt de prachtige kleurtekening in het zachte zandgesteente op, rood wijst op de aanwezigheid van ijzer, geel op zwavel, blauw op koper en zwart op magnesium. Doordat we zo vroeg zijn, zijn er nog niet veel toeristen en kunnen we alles rustig bekijken. Het nadeel van dit vroege bezoek is dat de zon op de helft van de Kazne schijnt. We besluiten dan ook eerst maar een eindje verder door de kloof te lopen en een uurtje later nog eens terug te gaan voor de foto’s. Helaas ligt de Kazne na een uur nog niet helemaal in de zon, dan vanavond of morgen nog maar eens proberen.
We lopen nu verder door de vallei. Als de vallei wijder wordt zien we bij de koffietentjes de trap omhoog naar de bekendste hoge offerplaats, de High Place genoemd. We lopen de trappen op naar de op 1000 meter hoogte gelegen offerplaats, na elke bocht is er weer een fantastisch uitzicht. Ook de kleuren van de wanden van de zandstenen rotsen zijn prachtig. Bij de offerplaats aangekomen gaan we een tijdje zitten te genieten van het mooie uitzicht. De offerplaats zelf stelt niet zo veel voor. De offerplaats bestaat uit een iets verzonken rechthoek waaruit een rechthoekig en een rond altaar omhoog steken. Toeristengidsen doen hier voor hoe de Nabateeën mooie meisjes offerden, maar over de echte rituelen is weinig bekend. Er zijn waterbassins voor rituele wassingen en holtes voor het opvangen van bloed te zien. We gaan via de andere kant van de berg terug. We passeren het grote reliëf van een stenen leeuw, wiens verdwenen bek als fontein werkte. Beneden komen we uit in een beschut groen dal, de Wadi Farasi, welke we verlaten langs een tombe met pilaren, de Tuintombe. Een lange trap brengt ons verder tot de Tombe van de Romeinse Soldaat, zo genoemd naar de geharnaste figuur midden op de gevel. We zien boven in de berg grotten waar nog steeds mensen wonen. Een verkoopster van olielampjes en oude muntstukken verteld dat zij daar ook woont en wijst “haar” grot aan. Uiteindelijk komen we bij de Koningsgraven uit. Het is even zoeken hoe we naar beneden moeten komen, want we staan voor een steile afgrond. Maar gelukkig zien we in een hoek een klein paadje dat naar beneden loopt. Tot nu toe waren we steeds met z’n tweetjes in de bergen, maar hier beneden is het een drukte van belang. Toeristen moeten met busladingen tegelijk zijn aangevoerd, want zo van boven lijken de koningsgraven wel op mierenhopen.
De koningstombes bestaan uit vier enorme gevels op een rijtje in de wand van de berg. Vanwege hun afmetingen en hun positie met uitzicht op het centrum van Petra denkt men dat het koningsgraven waren. De drie gaten tussen de pilaren boven in de gevel van de Urn-tombe waren in ieder geval vrij onbereikbare grafnissen. De steen die de middelste afsluit toont het nu onherkenbaar gehavende portret van een man in toga: de koning? Een rode Griekse inscriptie links achterin de grote centrale ruimte beneden vermeldt dat het gebouw in 446 n. Chr. door bisschop Jason werd gewijd tot kerk of kathedraal. Uit deze periode stamt ook de toegangstrap. Links van de Urn-tombe is een mooi gekleurde, maar zwaar geërodeerde 'trapgevel'. Het volgende koningsgraf, is de zogenaamde Corinthische tombe. De tombe dankt zijn naam aan de Corinthische kapitelen, maar net als bij de Khazne is dit stijlelement aangepast aan de lokale smaak en traditie. De tombe is als geheel een onhandige kopie van de Khazne. Meteen links ervan heeft de zogenaamde Paleis-tombe een opvallend brede gevel van drie verdiepingen. Regenwater heeft ook hier de gevel sterk verweerd, toch zie je dat het bovenste deel rechts werd uitgehakt. Voor een symmetrisch geheel moest men daarop links een stuk op de rots bijbouwen. We klimmen met moeite de trappen naar de koningstombe ’s op, maar zijn te moe om verder te gaan. We besluiten terug te gaan. Het is nog een uur lopen terug naar het hotel. Helemaal uitgeput en heet gaan we, omdat ons hotel geen zwembad heeft, naar hotel Petra Palace. Als we een drankje bestellen mogen we daar wel even een duik in het zwembad nemen.
Dag 8 Petra We staan weer vroeg op en zijn 7.00 uur bij de poort. We lopen over de Romeinse hoofdstraat meteen door naar de Petra Church waar prachtige mozaïeken liggen. Eigenlijk net zo mooi als die in Madaba. Hierna nog naar de Blauwe kerk maar hier is niet zo veel meer van te zien. Aan de andere kant van de Romeinse hoofdstraat zien we nog drie tempels liggen, maar de mooiste is de hoofd tempel van Petra. Dit gebouw is door de bedoeïenen Qasr al-Bint genoemd, het Kasteel van de Dochter (van de Farao). Volgens het bedoeïenen verhaal woonde hier een prinses die zo smachtte van dorst dat zij zwoer te trouwen met de eerste die haar water zou brengen. Het gebouw heeft als enige de aardbevingen deels overleefd en is wat opgeknapt. De tempel stamt van rond het begin van de jaartelling. Hierna gaan we op weg naar de Monastry (Ad-Deir), het is alweer erg warm en we moeten ongeveer een uur de trappen op u die ook door de Nabateeën gebruikt werden voor de plechtige processie. Aan het begin van de trappen staat een bord “Dangerous without a guide beyond this point” maar de trappen zien er nu niet bepaald gevaarlijk uit en er gaan meer mensen zonder gids omhoog. Dus kiezen ook wij ervoor om zelf te gaan. Halverwege puffen we even uit bij een bedoeïenen vrouw. Ze geeft Janneke een armband en wil er geen geld voor hebben. Ook wil ze ons een kop thee geven, maar we beloven haar dat we die op de terugweg zullen nemen. Ze verteld ons dat haar man vier vrouwen heeft en twintig kinderen. Het kindje van 3 jaar dat zij bij zich heeft is het kind van haar overleden dochter, die was in Aqaba en Amman naar de dokter geweest maar die konden niks voor haar doen. Ze wijst naar de hemel en haalt haar schouders op. We klimmen verder naar boven en komen dan bij de Ad-Deir de monastry. Deze is net zo imposant als de Khazne, alleen zijn er minder of eigenlijk geen versieringen. De gevel van het klooster is met een omvang van 50 bij 45 meter de grootste van Petra. Alleen de urn op de top is al tien meter hoog. Welke functie het gebouw had, tempel of koningstombe, is onzeker. De naam van het monument (het Klooster) is misschien ontleend aan het feit dat het in de Byzantijnse tijd kort als kerk is gebruikt. Wat opzet betreft heeft het wel wat weg van Al-Khazne, alleen robuuster. Men denkt dat het gebouw niet helemaal is voltooid, omdat de nissen op de eerste verdieping nooit beelden hebben bevat. Het is hier boven lekker koel en we bestellen een ijsthee, zoals was te verwachten was deze erg duur. Het zit hier heerlijk, maar na een uurtje gaan we toch maar weer naar beneden. Dit gaat een stuk gemakkelijker. Onderweg drinken we nog een kopje mierzoete thee bij de bedoeïenen vrouw en geven haar wat geld, ze wenst ons een hele goede reis door haar mooie land. Waarschijnlijk zien wij meer van haar land, dan zij ooit zal zien. We zijn eigenlijk wat te laat, want we moeten nu op het heetst van de dag terug. We gaan niet zwemmen, maar nemen een douche en gaan even op bed liggen. Om 17.00 uur gaan nog een keer terug omdat het licht op Al-Khazne ’s avonds mooi roze moet zijn en dit is ook zo. We komen een controleur tegen die onze paspoorten moet zien. We hebben een twee daagse toegangskaart en daar staat je naam op, die moet kloppen met de naam in je paspoort. We zijn weer bijna helemaal alleen, omdat de meeste toeristen al weer weg zijn. Terug in het hotel is het tijd om de rugzakken in te pakken voor onze volgende bestemming de tour door de Wadi Rum. Het hotel heeft een minibusje voor ons geregeld voor 5 JOD p.p. Dan wordt Janneke plotseling erg ziek, diarree en nog eens diarree, ze loopt de hele nacht naar de wc. Ze neemt uiteindelijk maar loperamine, want zo kan ze de volgende dag niet reizen.
Dag 9 Petra – Wadi Rum Om 6.15 uur staat het minibusje voor ons hotel, om ons naar de Wadi Rum te brengen. We zijn niet de enigen, het busje zit helemaal vol. Janneke voelt zich nog steeds beroerd, maar dankzij de loperamine liggen haar darmen even stil. Bij het visitors center van de Wadi Rum aangekomen moeten we de entree voor het NP Wadi Rum betalen. Daarna brengt de chauffeur van de minibus ons naar Mohammet’s Sunset Camp office. We worden ontvangen door Mohammet zelf en Noor, z’n Amerikaanse vriendin die de boekingen en administratie regelt. Omdat wij de enigen zijn die tour 3 hebben geboekt, krijgen we een eigen jeep. Onze chauffeur heet Fares, Fares betekent sterke man, maar dat is hij niet echt volgens hemzelf. Toch moet hij erg sterk zijn, want hij doet aan mountain Climbing, met touwen en zonder touwen. Als eerste brengt hij ons naar een Nabateense tempel of wat daar van over is. Na Petra kan geen enkel ander bouwwerk je nog echt bekoren. Daarna brengt Fares ons naar de Lawrence’s bron. Hier groeit overal munt, Fares plukt een paar takjes waar hij later thee van zal zetten. Het is een hele klim naar boven maar wel de moeite waard en we hebben een mooi uitzicht op Rum village. Toen was het tijd om de echte woestijn in te gaan. De geplaveide weg houd plotseling op en we rijden daarna alleen nog maar door het zand. Eerst alleen rood zand, maar later ook wit zand.
De majesteit van het landschap van Wadi Rum laat zich moeilijk beschrijven. T.E. Lawrence noemde het, od-like' en het is waar dat elke bezoeker die Wadi Rum voor het eerst aanschouwt overvallen wordt door een gevoel van ruimte en eeuwigheid. Het rozerode zand waaruit de grillige rotsformaties opschieten lijkt te leven, niet alleen omdat de wind steeds nieuwe duinen opwerpt, maar ook omdat de kleuren voortdurend veranderen door de stand van de zon. Een bedoeïenentent is een zwart stipje aan de voet van een rots, en het is alsof de grootsheid van de natuur daardoor nog benadrukt wordt. Hoe onbetreden dit landschap ook lijkt, Wadi Rum wordt al sinds het stenen tijdperk door mensen bewoond. In de zesde eeuw v. Chr. werd het Nabatees territorium. De Nabateeën onderscheidden zich van de Nomaden uit voorgaande eeuwen doordat ze handel dreven en permanente nederzettingen bewoonden, waarvan Petra natuurlijk het meest prekende voorbeeld is. Ook in Wadi Rum vind je Nabatese tempels, graven, trappen en dammen. De huidige bewoners van Wadi Rum behoren tot de half nomadische stam Howeitat.
’s Avonds rond 16.00 uur was de tour door de Wadi Rum ten einde en kwamen we aan in Mohammet’s Sunset Camp. Dit bestond uit enkele bedoeïenententen en een piepklein gebouwtje, met daarin zowaar een toilet, twee wastafels en zelfs een douche. Wij kregen één van de tenten toegewezen, deze was bedoelt voor vier personen, dus we hadden vier matrassen die we op elkaar hebben gelegd zodat we riant konden slapen. Jammer dat Janneke zich niet lekker voelde, ze was de dag wel doorgekomen met loperamine, maar dat is niet de beste oplossing voor diarree. Het eten was prima, maar Janneke is er maar niet aan begonnen. Om 21.00 uur lagen we al te slapen.
Bert is niet wakker geweest vóór 6.00 uur ’s morgens. Janneke moest ’s nachts wel even de woestijn in. Na het ontbijt brengt Fares ons terug naar Rum village. Hier stond de taxi al te wachten om ons naar Aqaba te brengen. Halverwege werden we overgezet in een andere taxi, omdat onze chauffeur een beter ritje kon krijgen.
Janneke voelt zich nog steeds beroert, maar moet van Bert toch wat eten. Ze wil alleen een stukje brood, dus gaat Bert op stap om brood te kopen. Helaas heel veel supermarktjes, maar daar verkopen ze geen brood. Na hier en daar wat navraag vond Bert een bakkerij, eigenlijk meer een broodfabriek, waar de broden van de lopende band kwamen rollen. Ze werden verkocht in zakken waar wel 30 à 40 broden in zaten. Dus vroeg Bert of hij twee kon krijgen, hier moesten ze wel om lachen, maar een jongen pakte twee broden van de lopende band en gaf die aan Bert, ze waren nog gloeiend heet. Wat ze kosten weet Bert niet, maar hij geeft 5 JOD en krijgt 4 JOD en een hand vol Fills terug.
S ’avonds voelde Janneke zich steeds zieker worden, dus heeft Bert een dokter laten komen. Na 10 minuten was hij er al. Na wat onderzoek zij hij dat Janneke Gastro-enteritis (ontsteking in de maag) heeft. Ze krijgt twee injecties en een hand vol pillen. Voor het ontsmetten had hij niks bij zich, dus heeft hij onze Sterilon met een stukje toiletpapier hiervoor gebruikt. De rekening moest Bert schrijven, want dr. Omar had in Rusland voor arts gestudeerd en kon geen Engels schrijven.
S ’nachts voelde Janneke zich steeds beroerder worden, zodat Bert om 3.00 uur nogmaals de dokter heeft laten komen. Ze kreeg weer een injectie en sterkere pillen. Als dit niet zou helpen moest ze de volgende dag naar het ziekenhuis.
Dag 11 Aqaba
Ondertussen moest Janneke een inschrijfformulier voor het ziekenhuis invullen. Nu krijgen we in Jordanië meestal de formulieren toegeschoven en moeten we zelf onze namen erop zetten. Janneke wilde dit in het Islamic hospital ook weer doen, maar de dokter moest de klanken van DIJKSTRA goed horen om haar naam in het Arabisch op het inschrijfformulier te zetten. Anders kunnen de andere afdelingen in het ziekenhuis het niet lezen. Terug bij Janneke, met medicijnen, was het infuus met fysiologisch zoutoplossing inmiddels doorgelopen en kon het medicijn via het infuus er gelijk achteraan. De dokter moest af en toe even weg, maar een verpleegster (met hoofddoek) bleef steeds bij ons. Ze bood Bert heel vriendelijk een kopje turkse koffie aan. Toen het medicijn via het infuus er ook inzat mochten we met een taxi voorzichtig terug naar het hotel. We hopen dat de pillen die we mee hebben gekregen helpen, anders moeten we morgen weer naar het ziekenhuis en dan moet Janneke er zeker een paar dagen blijven.
Dag 12 Aqaba Gelukkig helpen de medicijnen erg goed en voelt Janneke zich nu al weer wat beter. De Amoeben worden door de medicijnen gedood en komen er bij bosjes via de ontlasting uit. We worden door het hotel personeel in de watten gelegd en de house keeper zorgt elke dag voor een bloemetje en een kaartje op de toilettafel. Yvonne vraag regelmatig hoe het met Janneke gaat en we krijgen extra fruit op de kamer.
Dag 13 t/m dag 17 Aqaba De planning was dat we van Aqaba over zouden steken naar Eilat om via Israël terug naar Amman te reizen, maar door de ziekte van Janneke moesten we noodgedwongen de rest van de vakantiedagen in Aqaba doorbrengen. Jammer genoeg waren enkele dagen in Aqaba wel genoeg geweest, want er is niet veel te beleven. Gelukkig gaat het elke dag weer wat beter met Janneke. We doen niet veel meer dan wat bij het zwembad zitten en ’s avonds een klein ommetje maken naar het strand van Aqaba. De komende dagen brengen we overdag door bij de Beach club van het Alcazar hotel. Deze ligt wat verder van Aqaba aan de golf van Aqaba. Er gaat een paar keer per dag een busje van het hotel heen. Het is daar iets koeler omdat het pal aan zee ligt. De club is omheind door een muur, maar de mannelijke locals klimmen hier graag op om een glimp op te vangen van de dames in bikini. Hun eigen dames gaan met lange zwarte jurk, waar vaak ook nog een lange broek onder zit, het water in. Het is een mooi gezicht zo op het strand, dames in het zwart naast elkaar in zee met een schare kinderen om zich heen, een man die op z’n handdoekje bidt richting Mekka en mannen in pak met een mobieltje, dat aan hun oor lijkt vast geplakt. S ’avonds koelt het ook niet echt af, gelukkig hebben we airco op de kamer. We maken het op ons balkonnetje maar een beetje gezellig met wat nootjes en een biertje dat we aan de overkant van de straat hebben gekocht bij een liquor store. In de straat voor het hotel zijn meerdere van deze slijterijen en dat in een islamitisch land. Je zou denken dat hier alleen de christenen komen voor een flesje heilzaam vocht, maar niets is minder waar. Zodra het donker is stopt er om de paar minuten een grote, meestal witte, suv (grote jeep) waar met enige omhaal een man in lange witte jurk uitstapt. Dit blijken mannen uit Saudi Arabië te zijn, welke grens vlak bij Aqaba ligt. In Saudi Arabië is verkoop van drank te strengste verboden i.v.m. de Islamitische wetgeving. De mannen in de witte jurken kijken eerst om zich heen voor ze de liquor store in gaan, misschien zijn ze bang dat ze een bekende tegen komen. Even later komen ze weer naar buiten met een discreet zwart plastic tasje met daarin duidelijk één of enkele flessen (en daar zit vast geen limonade in!). Janneke had het plan opgevat om ter ere van Bert z’n verjaardag een dagje naar het Movenpick resort te gaan. Voor we de 35 JOD p.p. toegang betalen gaan we eerst eens een kijkje nemen wat we daar voor krijgen. Het blijkt niet veel meer te zijn dan onze eigen (gratis) Beach club en we vinden het alle twee zonde van ons geld. Maar het is wel leuk om zo’n luxe hotel eens van binnen te bekijken. Wij mogen overal zo doorlopen, maar het personeel moet, als ze komen en ook weer als ze weggaan, door een scanner en hun tassen worden binnenstebuiten gekeerd.
Dag 18 Aqaba – Amman – Madaba Omdat de luchthaven van Amman dichter bij Madaba dan bij Amman ligt, hebben we de laatste nacht in het Mariam hotel in Madaba gereserveerd.
De receptionist van het Mariam hotel herkende ons nog van de vorige keer en ook hij vertelde dat er vandaag inderdaad minder bussen rijden. We gaan in Madaba nog eens eten bij het beroemde restaurant, deze keer is het niet zo druk en ook smaakt het eten niet zo heel bijzonder, maar misschien ligt dit ook wel aan ons. Als we terug lopen naar het hotel hebben we het zelfs een beetje koud, zouden we zo langzamerhand wennen aan de hoge temperaturen in Jordanië?
Dag 19 Madaba – Amsterdam Na het ontbijt worden we door een taxi opgehaald en naar de luchthaven gebracht. Het inchecken bij Royal Jordanian ailines gaat zonder problemen en voor we het weten landen we alweer op Schiphol. Het is in veel opzichten een bijzondere reis geweest, uiteraard was Petra het hoogtepunt, maar ook de Wadi Rum was ondanks dat Janneke ziek was toch ook heel bijzonder. Ook is de bevolking in Jordanië trots op hun Koninklijke familie en is men over het algemeen erg vriendelijk en behulpzaam.
|