Reisverslag van dag tot dag: Bolivia Chacaltaya - El Gran Poder - Uyuni - San Juan/zoutvlakte - Isla Pescado - Laguna Colorada - Alota - Sucre - Tarabuco - Potosi - Copacabana - Isla del Sol - Dag 272 La Paz We vliegen eerst over La Paz heen. Bert denkt eerst nog dat we extra laag vliegen, omdat alles al zo duidelijk te zien is. Maar de stad ligt al erg hoog op 4000 m. het is een schitterend gezicht. De captain vertelt dat rechts de hoogste berg ligt en links het hoogste meer ter wereld: het Titicacameer. Deze vlucht duurt eigenlijk te kort. We landen veel te snel op El Alto de luchthaven van La Paz. Bolivia heeft een levendige en inheemse cultuur. Het bevat een volledige reeks van sneeuwpieken, zoutmeren, grasland en jungle. Bolivia wordt soms het Tibet van Zuid Amerika genoemd. Het is het hoogste en meest geïsoleerde ruigste land daar. Het heeft sociale en politieke problemen die voortsukkelen, dankzij een slechte economie, de US drugsoorlog en een uitgeputte bevolking vanwege armoede en werkeloosheid. Hierdoor zijn protestmarsen en stakingen een steeds weerkerend beeld. (wat we in Potosi en op weg naar Copacabana zullen merken) Bij de douane vragen we om een stempel voor 90 dagen. Bert is niet duidelijk genoeg, of de taal is het probleem, want hij krijgt maar een stempel voor 9 dagen. Als ik kom en om 90 dagen vraag, roepen ze Bert terug en krijgt hij alsnog een stempel voor 90 dagen. Bert had zijn leesbril natuurlijk niet op en heeft het aantal dagen niet eens gezien. Dat zou nog voor een niet zo aangename verrassing hebben kunnen zorgen. Als we door de douane zijn zien we Bert z´n broer al staan zwaaien. Hij zal met ons meereizen door Bolivia en Peru en is al een tijdje in La Paz. Hij ziet er goed en zon gebruind uit. Het is echt heel apart om elkaar hier te ontmoeten. We rijden in een taxi naar de stad. Zo luxe hebben we ons nog niet laten vervoeren. Broer vertelt onderweg vol enthousiasme wat hij hier zo al gedaan heeft. Hij vindt het hier schitterend en spreekt al een aardig woordje Spaans. Ook heeft de eeuwige vrijgezel hier zelfs een vriendin gevonden!! Dit weekend gaat hij met haar op pad. Wij hebben dan mooi de gelegenheid La Paz op eigen gelegenheid te verkennen. We zijn natuurlijk wel reuze benieuwd naar haar. De broer van Bert heeft een hotel voor ons gereserveerd. Wat een luxe! Hoeven we niet zelf te zoeken. We zitten in Hostal Gloria. We hebben een goede kamer. Maar er is nogal wat straat lawaai. Maar we hebben oordoppen, dus zullen we er geen last van hebben. La Paz ligt op 4000m hoogte, maar de hoogte heeft (nu) nog geen grip op ons. We gaan even een uurtje op bed liggen lezen. We merken het hoogte effect pas als we met Bert z´n broer de stad gaan verkennen. De eerste kennismaking met La Paz is adembenemend, letterlijk en figuurlijk. De straten lopen stijl omhoog en naar beneden. We lopen met broer naar het Plaza Murillo. Rond dit plein staan een aantal historische gebouwen. Een kathedraal en het Palacio de Gobierno. Bert z´n broer vertelt dat hier in de eerste week zijn beurs met geld en pinpas is gestolen. Het gebeurde op de klassieke manier: iemand laat zogenaamd per ongeluk geld voor je voeten vallen. Je blijft staan en iemand achter je botst tegen je op en rolt dan meteen je beurs. Broer heeft het pas gemerkt toen hij in de bus stapte en moest betalen. Gelukkig hebben wij nog wel wat travellercheques over. Als de nood aan de man is kunnen wij wel geld voor hem opnemen. s´Avonds hebben we een afspraak met de nieuwe vriendin van Bert z´n broer om gezamenlijk te eten. Maar wij moeten afhaken. We krijgen nu echt last van de hoogte, de hoofdpijn slaat meedogenloos toe. Met een paar aspirines het bed maar in en heel stil liggen blijven anders komt alles er uit. Dag 273 La Paz Als ik wakker wordt voel ik me een stuk beter. De hoofdpijn is dragelijk, ik ben alleen nog wat duizelig. Bert is er een stuk slechter aan toe. Hij is nog steeds erg misselijk en er loopt een boel vocht uit zijn oor. Het trommelvlies is dus wel degelijk gescheurd. Ook denkt hij dat hij koorts heeft. Hij voelt zich te ziek om naar een dokter te gaan. Ik ga beneden bij de balie maar eens vragen of ze een dokter voor ons kunnen bellen. De Spaanse taal is nu wel een handicap. Over 20 minuten zal er een dokter komen vertellen ze mij. Als Bert een sirene hoort denkt hij dat Janneke een ambulance heeft gebeld (en vindt het niet eens erg). Ik ga weer snel naar boven. De dokter komt echt heel snel. Hij zegt bezorgd te zijn over de bloeddruk vanwege de heftige hoofdpijn. Maar de bloeddruk is voor Bert goed. Hij beluistert de longen, ook deze zijn goed. Hij geeft een recept voor de hoofdpijn en oordruppels. Ook geeft hij een penicilline injectie tegen de infectie. Dit moet drie dagen drie keer per dag. Gelukkig hebben we zelf een boel spuiten mee. De spuit van de dokter zit niet eens meer in de verpakking en is dus echt niet meer steriel. Ik ga op stap om een apotheek te zoeken. De eerste die ik vind is gesloten. De volgende maar zoeken. Dat lukt. Men heeft de medicijnen ook op voorraad. De dokter komt `s middags precies op tijd weer terug. Hij deelt nu twee spuiten uit. De penicilline en nog een tegen de nog steeds hevige hoofdpijn. Het oorvocht ziet nu echt geel. Het is nu wel flink ontstoken. Er wordt nu penicilline in het oor gedruppeld. Er moeten nu ook andere oordruppels komen. Bert gaat slapen en ik ga de andere oordruppels halen. Als Bert een paar uur geslapen heeft is de hoofdpijn verdwenen. Hij lust zelfs wel een broodje. We gaan maar even TV kijken. Gelukkig hebben we die op onze kamer. Alleen doet hij niks. Maar weer even naar beneden. Dit is niet erg, maar die trappen iedere keer weer op…… de jongen rommelt wat en ja we hebben beeld. Het leuke is dat er een reportage over White Island (NZ) te zien is. Bert valt steeds in slaap. Maar als de dokter om elf uur terug komt, gaat het toch al wat beter. Dag 274 La Paz Bert wordt vanochtend wel een beetje beter wakker. Nu heeft Janneke hoofdpijn. Dit komt niet van de hoogte maar van een beginnende kaakholte ontsteking. Het bukken doet erg zeer. Gelukkig hoef ik niet gebukt door het leven te gaan. De dokter komt mooi op tijd. Hij heeft nu zijn gereedschap meegenomen om in het oor te kijken. Het is heftig ontstoken en de spuit komt weer te voorschijn. Janneke gaat verse broodjes halen en na een ontbijt en een warme douche voelt het al weer wat beter. Janneke gaat geld pinnen voor de dokterskosten. Bert slaapt bijna al weer. Als de dokter ´s middags terugkomt voor de vervolg prik, hebben we het geld al klaar liggen. De dollars al omgerekend naar Bolivianos. Hier heeft de dokter niet op gerekend. De vorige dag hebben we in dollars betaald. We geven hem 300 Bolivianos. Uh, het moeten er 380 zijn. Nee hoor, houden we vol. Kijk maar: Gister hebben we geld gewisseld en dit is de koers. Nou ja, dan is het goed. Hij vertelt nog dat hij in de avonduren nog een keer terugkomt voor de laatste injectie. Janneke gaat even naar de mercado de los Brujos, of de Hechicería, de heksenmarkt. De naam is misleidend de verkoopsters zijn geen heksen maar eerder apothekers. Er worden hier medicinale kruiden, mineralen en talismannen verkocht. Veel arme Bolivianen zullen eerst hier naar toe gaan en later pas naar de reguliere geneeskunst. Wij laten de kruiden voor wat het is en gebruiken de penicilline maar. Ook zijn hier lama foetussen te koop om te worden begraven onder de voordeur, met als doel huis en bewoners te beschermen tegen onheil. Ook staan er borden met kant en klare offerandes. Hier zitten snoep, bankbiljetten, gerst? wijn en sigaretten in. Deze kunnen zeer uiteenlopende doelen dienen. Als broer later hier een flesje wijn koopt, hoort hij van z´n vriendin dat je deze wijn over de vloer van je huis moet gooien. Hij vond het ook al niet lekker smaken. Ik loop verder naar de fruitmarkt en vind ook nog een winkeltje waar ze kaas verkopen. Helemaal gelukkig met mijn aankopen ga ik weer naar hostal Gloria. Bert slaapt als een roos. Ik ga wat puzzelen. De puzzelboekjes die Henk meegenomen heeft komen nu goed van pas. Het vervelend is dat de temperatuur op onze kamer zo´n 15 graden is. Er is hier geen verwarming. Dit is niet gezellig. Maar overdag is het schitterend weer. De thermometer geeft dan 170 C aan, maar met de zon op de ramen voelt het warmer aan. Ik schuif even een briefje bij broer onder de kamerdeur, dan weet hij ook hoe het met Bert gaat. Hij is dit weekend met z´n vriendin naar Cochabamba. Bert is al een stuk beter, hij krijgt al weer praatjes. Dag 275 La Paz. De dokter komt ons vandaag over het mot. We liggen nog in bed. Hij doet dit keer een uitgebreide controle. Zelfs ik moet even in het oor kijken. Bert maakt zich wel ongerust. Hij hoort helemaal niets met zijn linkeroor. De penicilline spuiten zijn nu afgelopen en Bert moet over op pillen. Broer gaat met me mee in een taxi de pillen halen in een “westerse” apotheek. We krijgen de pillen los in een zakje en zonder bijsluiter mee. Maar waarschijnlijk kun je dit hier ook niet verwachten. Hierna gaan we samen naar Spaanse les. Het is best intensief. Ik moet over een drempel heen om iets hard op te zeggen. Broer spreekt al goed Spaans, met z´n vriendin moet hij natuurlijk ook Spaans spreken, dus hij leert snel. De manier van lesgeven is wel leuk. William, el profesor, doet dingen uit de praktijk en last er dan wat grammatica tussen. We gaan Bert ophalen. Hij gaat mee naar het park Mirador. Het is echter op maandag gesloten. Maar we kunnen hier wel over La Paz uitkijken. Als ik een foto wil maken doet de lens het niet. We snappen er niets van. Alleen de 28 mm lens doet het. Als ik verder draai dan blokkeert er iets en kan ik niet scherp stellen. Dat is dus balen. In de Lonely Planet staat het adres van een fotograaf die ook camera´s repareert. Als we hiernaar op zoek gaan, kunnen we het niet vinden. De verkoper van een fotozaak in de buur, beweert dat de zaak niet meer bestaat. We zijn er niet zeker van of we dit wel kunnen geloven. Maar het telefoonnummer uit de planet bestaat ook niet meer. We gaan eerst weer geld halen en daarna terug naar het hostal. Bert gaat even slapen en ik ga internetten. Als ik weer terug kom blijkt de camera het opeens weer te doen. Raar hoor, misschien komt het van de hoogte? We boeken gedrieën een excursie naar Tiahuanaca of zoals het ook wel genoemd wordt: Tiwanaku. Dit zijn de ruines van wat eens het middelpunt van de beschaving was. Eigenlijk vind ik het voor Bert nog te snel. Zo fit is hij nog niet. Maar hij vindt zelf dat het wel kan. Ik ga nog even naar de markt op zoek naar een slaapzak. De slaapzakken zijn er wel, maar het zijn veel te grote pakken om mee te nemen. Vanavond gaan we eindelijk met zijn vieren eten. De nieuwe vriendin is beslist geen stevige Boliviaanse, zoals we ze hier veel zien. Ze is juist het tegendeel hier van. Het is een erg vriendelijk, klein, rank meiske van 29 jaar. Ze lijkt erg lief. Broer moet nog wel erg vaak als tolk optreden, want ze spreekt geen Engels. Het is erg leuk om broer zo verliefd te zien. Na het eten is Bert toch wel erg moe. We nemen een taxi naar het hotel. We hebben onze hele reis nog niet zo vaak in een taxi gezeten als hier in La Paz. La Paz is de hoogste hoofdstad ter wereld. Het is trapsgewijs gebouwd (3000-4100 m). het ligt ingebed in een grote canyon. Het is waarschijnlijk de enige stad ter wereld waar de rijken onderaan wonen en de allerarmsten boven. Duizend meter hoogte verschil maakt wel degelijk iets uit. In het dal is het klimaat het prettigst. In het koudere klimaat van de hoogte ligt El Alto. Het is de grootste en armste voorstad van La Paz. Hier zijn veel problemen die een hoge werkeloosheid en analfabetisme met zich meebrengen. La Paz is de grootste stad van Bolivia en omdat de regering hier ook zetelt, wordt het als de hoofdstad van het land beschouwd. Sucre in het midden van het land, is echter de officiële hoofdstad. Dag 276 La Paz We hebben een gezamenlijk ontbijtje op onze kamer. We gaan op tijd naar beneden, waar we om 8 uur opgehaald zullen worden voor onze excursie naar Tiahuanaca. Na een uur wachten gaan we maar eens naar het boekingkantoor om te vragen waar ons busje blijft. Eerst vertelden ze ons dat de bus over 5 minuten zou komen. Niet dus. Ze zijn ons gewoon vergeten. Ze vinden het sneu voor ons. Ze zullen dan een taxi voor ons bellen. Maar de vraag is nu wie dat gaat betalen. Het agentschap of het travel bureautje. Zo gaat het nog even door. Ik ben er al helemaal flauw van. Bert is na al dat wachten al lang niet lekker meer en wil eigenlijk alleen maar naar bed. Voor broer is dit al de tweede keer dat hij wordt “vergeten” om op gehaald te worden voor een excursie. We krijgen wel ons geld terug met duizend excuses. Broer en ik gaan nu maar “reis boodschappen” doen. We willen met de bus naar Oruru en vandaar met de trein verder naar Uyuni. De dame bij de tourist info vertelt dat er in Uyuni altijd mensen op de treinen staan te wachten en dan excursies willen verkopen. Ze kunnen dan meteen ook een hotel regelen. We krijgen ook het adres mee waar we de treinkaarten alvast kunnen kopen. Hierna vinden we dat we wel iets lekkers verdiend hebben en gaan lekker even op een terrasje zitten. Ik koop nog een paar filmrolletjes en dan gaan we weer naar Bert. ´s Avonds eten we weer met zijn vieren. Bert wil weer vroeg naar huis. Hij maakt zich toch zorgen over zijn oor. Hij hoort nog steeds niets. Dag 277 La Paz Nu ben ik de klos. Ik word met een stevige hoofdpijn wakker. Ga op zoek naar het kaaswinkeltje. Ik kan het niet meer terug vinden. Balen! Ik loop maar te dwalen. Uiteindelijk ga ik toch maar met lege handen terug. Bert en z´n broer gaan mee op zoek naar het kaaswinkeltje. Nu vinden we het zomaar. Dan heb ik nog meer de pest in. We kopen ook gelijk maar matte de coca, thee van cocablaadjes. Dit moet goed zijn voor de zuurstof opname en dus tegen hoogteziekte. Na een verlaat ontbijt gaan broer en ik naar Spaanse les. Dit keer duurt de les drie uren. Het laatste half uurtje gaat erg moeizaam. Broer helpt me een beetje. Ik ben blij dat de les voorbij is. Als we weer buiten komen zit Bert op ons te wachten in het zonnetje. We lopen nog even naar de stad en kopen een lekker ijsje. Ik wil een paar schoenen kopen. Maar we kunnen maar één paar schoenen tot aan de enkel vinden. Ze zijn erg goedkoop, US$20, maar ook erg stug. We hebben geen idee hoe ver we in de Salar de Uyuni moeten lopen. Ik durf het niet aan, straks heb ik allemaal blaren. Als de telefoon van broer gaat, is het z´n vriendin die ons voor vanavond bij haar thuis uitnodigt. Dat vinden we erg leuk. Ze woont in een soort hofje met meerdere mensen. De hoofdbewoonster is La Señora, maar die ligt ziek op bed. Als we ´s avonds over het Plaza Sucre terug lopen, komen we langs de San Pedro gevangenis. De muren van dit gebouw, die een heel blok beslaan, doen vermoeden dat het daar binnen niet echt prettig is. We zien nu ook mensen die in het straatvuil zoeken naar iets wat nog eetbaar/bruikbaar is. Ook slapen er mensen naast hun handel op straat. Oude vrouwtjes met een looprek moeten nog spullen verkopen om aan geld te komen. Een oude man draagt een halve schoen, zijn vieze voeten steken er uit. Ook hier dus nog erbarmelijke omstandigheden. Dag 278 La Paz De meisjes van het reisbureautje komen vertellen dat als we bij hen nog een excursie boeken, hoeven we maar voor 2 personen te betalen. Ze vinden het toch wel sneu voor ons. Bert en z´n broer gaan treinkaartjes kopen. Het hoort simpel een kaartje kopen, maar het is nogal een gedoe. Eerst moeten ze naar een apart bureau, nummertje trekken, wachten. Dan moet er van iedere reiziger een paspoort getoond worden. Gelukkig hadden ze die van mij ook mee. Ze gaan terug lopen, Bert moet tenslotte toch weer wat conditie opbouwen. Halverwege komen ze in twee demonstraties terecht. Er is erg veel politie op de been met geweren en traangas. Ook horen ze knallen vuurwerk???? De weg terug gaat steeds omhoog. Maar het gaat Bert al redelijk goed af, zonder al te veel gehijg. We gaan met ons drieën de verdere reis uitstippelen. Bert en ik besluiten om nu maar niet naar Rurrenabaque te gaan. Bert z´n broer gaat daar het weekend met z´n vriendin heen. Zij is daar geboren. Broer wil de laatste week van onze gezamenlijke reis door Bolivia en Peru hier ook graag naar toe. Wij gaan die week dan met onze zoon en schoondochter naar de Galapagos eilanden. Onze schoondochter, die dan een half jaar stage heeft gehad in Ecuador vindt het leuk als we meegaan als verrassing voor onze zoon. Wij vinden het op onze beurt weer erg leuk dat zij ons mee willen hebben. Wij gaan ´s avonds naar een drukke en goedkope Boliviaanse eettent. We eten hier voor 17 Bolivianos (± 3 Euro). We eten kip, patat en saus. De soep krijgen we als toetje. In de soep zijn de kleine patatjes die door de zeef gezakt zijn weer verwerkt. We zoeken op Internet naar de goedkoopste mogelijkheid om in Guayaquil (Ecuador) te komen. We gaan morgen naar American Airlines om te proberen of we het ook via het veranderen van ons rond de Wereld ticket kan. Anders vliegen we naar Tubes aan de grens en vandaar verder met de bus naar Guayaquil. Vandaag gaan we naar Chacaltaya. Het is ongeveer 35 km van La Paz. De rit duurt 2 uur over een slingerende weg. We rijden langs meren en we zien onze eerste lama´s. Ook zien we mensen langs de weg aardappelen over een deken uitspreiden. De aardappelen bevriezen hier in de kou en zijn dan langer houdbaar. Chacaltaya. Is de hoogste skipiste ter wereld. Wij gaan er niet heen om te skiën maar voor het uitzicht op de bergtoppen. Het is vandaag erg helder en de zon schijnt volop. Je kunt nog verder omhoog lopen. Er loopt een pad naar de top van de berg. Op 5320 m. Wij houden het voor gezien. Het pad ligt vol losse stenen die ik eng vind en Bert vindt het pad te smal en voelt zich ook nog niet goed genoeg. We blijven dus bij het restaurantje aan de voet van de gletsjer zitten. We genieten van het uitzicht en vervelen ons geen seconde. De Huayna Potosí is 6088m hoog. Er komt een groep Bolivianen op de fiets aan. Dit moet wel erg zwaar zijn. Tot onze stomme verbazing gaan ze per fiets het pad naar boven op. Als iedereen weer terug is van de klim gaan we naar de Valle de la Luna. Dit ligt in een vallei 12 km ten zuiden van La Paz. Het gebied wordt zo genoemd vanwege de grillige slijpvormen die in de zachte bodem zijn ontstaan door inwerking van regen en wind. Er loopt een smal paadje door heen. Het is hier erg heet. Was het vanochtend bij de gletsjer erg koud. Hier kunnen wel twee laagjes kleren uit. In de vallei staan ook de luxe huizen van de rijke bewoners. Sommige huizen lijken wel forten. Aan het einde van de tour gaan we naar American Airlines. Hier zijn ze niet erg klant vriendelijk. Volgens de dame aan de balie is het kantoor te klein om zulke ingewikkelde dingen als wereldtickets af te handelen. Dit is voor het eerst tijdens onze reis dat de mensen onvriendelijk zijn bij een airline. Als we terugkomen, is Bert erg aan de dunne. Hij treft het hier niet. Ik ga nog even op het Internet zoeken naar vluchtgegevens. Ik vind ze wel. Alleen kan ik er nu niets mee doen. Zondag gaan we al toeren. Morgen is de dag van El Gran Poder. El Gran Poder Het feest ter ere van Corpus Christi. Dit festival is rond 1920 ontstaan uit een tocht met kleine kaarslichtjes, vergezeld door een paar dansers. Het heeft zich in de loop der jaren uitgebreid tot een van de grootste feestelijke manifaties. Signor Jesus del Gran Poder is de naamgever van dit festival. De kerk, naar hem genoemd, is het centrum van het feest. Er zijn wel kritieke geluiden dat het religieuze karakter verloren is gegaan en nu alleen een excuus is geworden voor een straatfeest waar heel veel gedronken wordt. Maar wij genieten van de mooie dames in mini rokjes, die vrolijk zwieren en zwaaien, de muziekgroepen, de indianen groepen met bijbehorende folklore kleding. Veel geld wordt besteed aan de prachtige kostuums van de dansgroepen en de mannen met blikken maskers. Het hele parcours wordt dansend afgelegd. Het is een caleidoscoop van kleuren muziek en mensen. De groepen komen uit alle delen van het land en alle sociale klassen en achtergronden. Men doet allemaal een andere dans. Elke dans laat een geschiedenis of achtergrond zien. Om 9 uur begint het al. Er staan stoelen voor het hostel voor ons klaar. De televisie is er ook klaar voor. De eerste groep zijn de mensen van de Alti-Plano. dit zijn nog altijd voor het merendeel boeren. Dan komen de mensen die de Spaanse conquistadores uitbeelden. Dan een groep die jaguarhuid poncho´s dragen. Dan de mensen die de stieren uitbeelden. De dames die hier bijhoren zijn verkleed als verleidelijke melkmeisjes. Ook zien we de inca´s en als laatste de Morenada´s, de zwarte slaven. Deze vertegenwoordigen de slaven die naar Bolivia zijn gebracht om in de mijnen van Potosí te werken. De groepen hebben hun eigen muziek mee. Sommige groepen hebben ratels bij zich in de vorm van een wasmachine of koelkast met de letters LG er op. Mannen dragen soms blikken maskers met bijbehorende pijpen. Ook worden er kostuums gedragen die op een taart lijken. Om 12 uur is er een pauze. We zijn uitgenodigd om bij de vriendin van Bert z´n broer te eten. Als we daar binnen komen zien we dat de hele kamer opgeruimd is. Ook is er uitgebreid gedekt. Ze heeft echt haar best gedaan. De eerste gang is een (maaltijd) soep. Hierna krijgen we kip met drie verschillende soorten aardappelen met een schaal rauwkost. Het is erg lekker, maar veel te veel voor ons. Bert is nog steeds aan de dunne en heeft niet veel trek. Gelukkig heeft broer een goede eetlust. Waar we hier wel ontzettend aan moeten wennen is de kou. Je eet hier in deze periode van het jaar eigenlijk altijd met je jas aan. Hier in huis en in de eethuisjes ook, het is echt koud. Men heeft hier nergens verwarming. Bert is nog steeds snel moe en wil graag terug naar het hostal. We moeten moeite doen om er te komen. Het is duwen en trekken in een enorme menigte. Soms staat de politie alles tegen te houden. Bert wordt duizelig en heeft het gevoel dat hij flauw gaat vallen. We slaan snel een zijstraat in en lopen een stukje om. Eindelijk zijn we weer bij het hostal. Bert gaat meteen naar bed. Ik ga nog even buiten zitten kijken. Om 15.30 uur komt groep 26 voorbij. We zijn dus maar net op de helft. Ik kijk met bewondering naar het zeer kunstzinnig in elkaar gevlochten haar van de vrouwen. Het is echt een en al vrolijkheid. Soms moet iemand even bijtanken. Ze gaan dan ongedwongen even aan de kant op de stoep zitten en even wat drinken. Na een poosje gaan ze dan weer verder, op zoek naar de groep. Veel mannen hebben wel 30 bellen aan de zijkant van hun broek. Dit is een leuk geluid. Het bier vloeit nu ook op straat overvloedig. Zo nu en dan zijn er even pauzes. Dan gaat iedereen op straat zitten, de muzikanten stoppen ook met de muziek en het bier vloeit rijkelijk. Na een kwartiertje wordt er op een fluitje geblazen en hup daar gaat de tocht weer verder. Om 5 uur ga ik maar even bij Bert kijken. Omdat hij nog aan één kant helemaal niets hoort en met z´n goede oor op het kussen ligt, heeft hij geen last van het lawaai en slaapt lekker. ´s Avonds zien we het festival ook op de TV. Het is grappig dat je hetzelfde beeld op de TV en in de straat ziet. Tegen 12 uur ´s nachts is het feest afgelopen. Op een gegeven moment gaat alles wel een beetje op elkaar lijken. Maar het is een geweldig spektakel. Zo enorm verschillend van onze manier van leven. Dag 281 La Paz We staan om 10 uur kant-en-klaar om te vertrekken naar Oruro. Maar al wie er komt geen broer. We wachten tot 12 uur. We weten eigenlijk niet goed wat we moeten doen. Moeten we afwachten? We hebben drie keer geprobeerd om te bellen. Geen gehoor. Maar het is gister natuurlijk wel een feest geweest. Hij kan zich gewoon hebben verslapen! Of er is iets gebeurd! We vinden het vreemd dat hij geen telefoon opneemt. We besluiten dat ik naar het huis van z´n vriendin ga om te vragen of zij iets weten of dat ze misschien daar slapen. Hier zijn ze ook niet. Maar de telefoon van broer ligt er wel. Dat is een zorg minder. Ik krijg de indruk dat men zich er hier niet zo druk over maakt. Dan wachten wij ook maar rustig nog even af. We schrijven een briefje dat we de stad in zijn gegaan en schuiven dat onder zijn kamerdeur. We lopen via de Santa Cruz naar het Plaza de San Francisco, in de kerk is net een dienst bezig we zitten lekker in het zonnetje alle mensen te bekijken. We nemen wat te drinken bij een tentje waar veel toeristen zitten. Hier moet het veilig zijn voor Bert. We kopen wat kaas en tomaten op de markt en gaan dan weer naar het hostal. Gelukkig komt broer er dan ook net aan. Het was gisteravond laat geworden. Ze hebben een hotelletje genomen en zich verslapen. We vertellen hem dat we een beetje ongerust waren. Dat kon hij zich ook wel voorstellen. ´s Avonds is er een Harry Potter film op de TV. Het kan ons niet echt boeien. Ik heb het hier in La Paz nu wel bekeken. Ik ben blij dat we morgen verder reizen. We vertrekken om 8 uur per taxi naar het busstation. De Trans Copacabana moet een goede busmaatschappij zijn. Ze hebben nog wel kaartjes voor de bus, maar die vertrekt pas om 10 uur. We moeten dus nog even geduld hebben. Deze bus rijdt door naar het station in Oruro we eten hier de broodjes maar en kopen een kop koffie. De koffie wordt gezet van een soort dikke stroop waar heet water bij komt. Het smaakt best goed. We hebben onze drie rugzakken aan elkaar gebonden met hangsloten. Het moet wel een zeer sterk iemand zijn die het lukt om ze alle drie in één keer weg te graaien. Maar in de tijd dat we koffie zitten te drinken worden we wel vier keer gewaarschuwd door goedwillende mensen voor dieven. Ook de tourist politie vertelt dat we goed op onze spullen moeten passen. De zeer luxe bus vertrekt precies op tijd. We stoppen nog een keer in El Alto en dan gaan we echt op weg. Het is 190 km naar Oruro. De weg is goed. Het landschap is bijna verlaten. Zo nu en zien we een paar dorpjes. Hier staan dan huizen met lemen muren er om heen. Ook staan er veel verlaten steenfabrieken. Oruro is een plaatsje van niets. Het ligt op een hoogvlakte. Hier vandaan nemen de trein naar Uyuni. We moeten de rugzakken afgeven, die gaan in de bagagewagon. Net als in de bus krijgen we voor elke rugzak een nummertje. We hebben ruime plaatsen. Het eerste stuk rijden we gewoon door een straat, langs het voetbalveld. Het is een prachtige treinreis. We zien o.a. roze flamingo´s. Tijdens de treinreis worden we goed verzorgd. Een broodje en koffie, het is ook heerlijk warm in de trein. Om 22.15 uur komen we in Uyuni aan. De voorspelde mensen die je tours willen verkopen staan er niet. We zijn lichtelijk bezorgd. We wachten tot de bagage uit de trein is. Het is nu wel bitterkoud. Ik zie een tourleider met een naambordje. Hij spreekt engels en ik vraag hem hoe het hier werkt. Hij verteld dat er rond het plein voor het station een aantal reisbureautjes zitten. Als we het station uitlopen zijn hier op het pleintje inderdaad alle tour bureau´s open. We willen met Toñito tours. Die zijn ons aanbevolen en staan als goed omschreven in de Planet. De andere tours doen soms niet wat ze beloven. Na wat vragen vinden we het. Ze hebben op de trip naar de Salar de Uyuni, San Juan en Zuid Lipez voor morgen nog 3 plaatsen vrij. We boeken meteen maar. Gelukkig verhuren ze ook slaapzakken. Bert z´n broer heeft er een bij zich, maar wij niet. En met deze temperaturen hebben we ze vast hard nodig. Als we naar het hotel lopen komen we een man tegen met een warmwaterkruik onder zijn jas, We nemen in het vlakbij gelegen hotel een drie persoonskamer voor $15. We kruipen samen in één bed met dubbele dekens. Natuurlijk moeten we dan plassen als we net een beetje warm worden. Bibberend strompelen we naar buiten. Als we dan weer warm zijn vallen we in slaap. Uyuni is een kleine, koude plaats niet ver van de oevers van de verblindende witte vlakte van een enorm zoutmeer. Het klimaat in dit gedeelte is droog en koud. Tussen april en augustus zijn de temperaturen ´s nachts tot -250 C. Geen wonder dat we het zo koud hebben gehad. Overdag wordt het niet warmer dan 10-15 0 C. de luchtvochtigheid is erg laag. We nemen een ontbijtje. Hierna moeten we even shoppen. Broer heeft een zonnebril nodig en we moeten ook 4 lier water per persoon meenemen. Om 10.30 uur vertrekken we per jeep naar de zoutvlakte op een hoogte van 3700m, het laagste gebied van de Altiplano. Het is de grootste zoutvlakte van de wereld met een oppervlakte van 180 bij 80 km. Deze zoutvlakte is ontstaan door het opdrogen en verzilten van een binnenzee die hier in de oertijd lag. De klei en zout afzettingen wisselen elkaar af en vormen een dikke laag van 40 cm. De strak blauwe lucht is enorm helder. Tijdens de regenperiode komt de zoutvlakte gedeeltelijk onder water te staan. Onder de felle zon verdampt het water en de minerale zouten blijven achter. In de maanden april tot november droogt het zout keihard en spierwit op. De kristalpatronen met een meter doorsnede zijn dan goed te zien. De eerste stop is bij een zout verwerkingbedrijfje. Het zout wordt hier per vrachtwagen aangevoerd. Men stookt een vuur op van de houtachtige delen van de yareta. Dit is een groene plant die we onderweg veel tegenkomen. Deze struikjes- achtige groene bollenplant groeit alleen op de Altiplano. Het lijkt wel een met mos begroeide steen, maar binnenin zit een stam met takken. Boven het vuur staat een ijzeren bak waar het ruwe zout ingegooid wordt. Door de warmte verdampt het water. Per 1000 kg zout wordt een eetlepel jodium toegevoegd. Dit wordt gemengd en in een plastic zak van een kilo verkocht. De zakjes worden dicht gesmolten. Het wordt voor het grootste deel naar Uruguay geëxporteerd voor een belachelijk lage prijs. De boeren uit de bergen hebben liever ongejodeerde zoutbriketten omdat deze gemakkelijker te stapelen zijn en geen vocht opnemen. Dan rijden we verder op de zoutvlakte. We stoppen bij de zoutwinning. Hier wordt per 10 m2 een laagje zout van 10 cm afgeschraapt. Van dit zout maken ze een bergje om het meeste vocht eruit te laten lopen. Later scheppen ze het zout in een vrachtwagen. Er hakken en schrapen honderden mannen jaar in jaar uit in deze witte hel. Ze dragen bivakmutsen en donkere brillen tegen de enorme lichtweerkaatsing. Hun handen en voeten zijn verbrand en aangevreten door het zout. Als we weer in de jeep rijden over de enorme witte vlakten lijkt het net sneeuw. Het is raar, de grond is wit maar de bergen zijn bruin. Door de uitgestrektheid van de zoutvlakte lijkt het net of we niet echt vooruit gaan tijdens het rijden. Maar we komen toch vrij snel in Colchani. Hier is een hotel gebouwd van zoutblokken. Zelfs het meubilair is van zout!!!! Op de bedden ligt een matras, op de stoelen een kussentje. We mogen wel foto´s maken van het interieur, maar dan moeten we wel iets kopen. Aangezien ze hier chocola verkopen hebben we er geen enkel probleem mee. Het hotel heeft wel wat van een heel grote iglo onder een felblauwe hemel. Na een laatste blik op dit moois stappen we weer in de jeep. Midden in de oneindige zoutvlakte ligt een eiland. Isla Pescado. Dit is een eilandje van koraal waar metershoge Cardon cactussen van 10-12 m hoog staan. Ze hebben venijnige stekels van 10 cm lang. Waar we wel ontzag voor hebben. We klimmen tussen de cactussen door naar boven. We zien konijnachtige eekhoorns. Ze hebben de kop van een konijn en de staart van een eekhoorn. Boven aan gekomen hebben we een schitterend uitzicht over de zoutvlakte. Eenmaal weer beneden staat er een heerlijke lunch voor ons klaar: een pastasalade met tonijn, tomaat en een broodje. Daar zitten we dan met zijn drietjes in zo´n schitterende omgeving te genieten. Als we verder rijden verandert de zoutvlakte in een zand/zoutvlakte. Onderweg zien we kuddes lama´s en ezels. We zien hier ook de eerste vicuñas. Dit zijn wilde herten die in de Andes leven. Ze leven in kleine groepen. Hun wol is het beste natuurlijke materiaal dat je kunt krijgen. De gids vertelt dat 1 ons vicuñawol duurder is dan een pond onbewerkt zilver. Het rijden begint nu zwaar te worden. Was de zoutvlakte net een grote betonplaat, nu verandert de weg, of liever gezegd het spoor. Kuilen en gaten zijn nu ons deel. Na veel gehots en gebots komen we bij San Juan. Het lijkt een dorpje uit de middeleeuwen. Er zijn hier een paar piepkleine winkeltjes. Er staat een bus die uit de middeleeuwen lijkt te komen. Er staat hier een oud adobe kerkje, omringt door een aandoenlijke begraafplaats. De graven zijn versierd met blauwe strikken. De meeste huizen zijn gebouwd van adobe, in de zon gedroogde kleiblokken, en vervolgens meestal wit gepleisterd. Zelfs de 17e eeuwse kerk is gebouwd van adobe en houten balken, die over grote afstand zijn aangevoerd door de woestijn. De balken zijn bij gebrek aan spijkers met leren banden aan elkaar bevestigd Als de zon ondergaat wordt het bitter koud. Het eten wordt opgediend. Aardappelsoep, kip en patat. Als we na het eten nog even napraten met onze tourreizigers gaat om 21.00 uur opeens het licht uit. We moeten in het donker ons bed opzoeken. Het dorp heeft maar 2.5 uur licht per dag. Dus wordt het vroeg naar bed met bijna al onze kleren aan vanwege de kou. Maar eerst genieten we van een spectaculaire sterrenhemel. We hebben moeite om in slaap te komen. Hoewel de gehuurde slaapzakken lekker warm zijn hebben we toch koude voeten. Om 7 uur staan we op. We kunnen hier zelfs douchen. We moeten wel het luttele bedrag van 5 bolivianos betalen voor het gas. Het ontbijt staat al klaar, we kunnen na het douchen zo aanvallen. Na het ontbijt stappen we weer in onze jeeps. We rijden langs een militaire controle post in Chiguana. Het lijkt een soort kazerne. We moeten ons paspoort laten zien. Er mag een foto van de poort gemaakt worden maar niet van het gebouw zelf. De kleine mannekes voelen zich erg gewichtig. Ondanks de hoogte van de bergen ligt er weinig sneeuw op de bergtoppen. Dit komt door de geringe neerslag en de snelle verdamping. Tijdens de verdere rit komen we langs de vulkaan Ollague. Er komt nog rook uit de top. Ook vandaag is de lucht weer schitterend blauw. We stoppen bij ons eerste meer vandaag het Lake Cañapa. Dit is erg mooi. In de verte zien we twee flamingo´s. Het volgende meer is Chiar Kota. Het is hier verschrikkelijk koud. Maar mooi is het zeker. In het stuk water dat nog niet bevroren is zien we honderden James flamingo´s. Er komen zelfs twee lama´s bij staan om het plaatje nog mooier te maken. Hier lunchen we ook meteen. Het is niet te geloven hoe men hier toch iedere keer weer met zo weinig middelen iets lekkers kan maken. We rijden langs nog twee meren: het Hedionda en Ramanidas. Dan komen we bij grote rotsen, het zijn oude lavastromen die door de wind geërodeerd zijn. Het wordt de desert of Siloli genoemd. Eén van de stukken steen wordt de “Arbol de Piedra” genoemd. Het is prachtig, maar we kunnen er niet erg van genieten want het is echt vreselijk koud. Bibberend klimmen we weer de jeep in. Het Laguna Colorada zou volgens de verhalen rood moeten zijn, maar het is niet echt rood als we arriveren. Misschien zijn we wat aan de late kant. Maar als we er een stuk omheen lopen en de zon schijnt er anders op, is het inderdaad een beetje rood. Het water verkleurt overdag van melkachtig roze tot bordeauxrood. Dit komt door de algen die hierin leven en onder de invloed van de zon van kleur veranderen. We lopen over een witte zachte grond. Je denkt dat het ijs is, koud en wit. Maar niets is minder waar. Het is borax en giftig. Naast het meer staat een soort energie bedrijfje waar ze de mogelijkheden onderzoeken om de thermische warmte van dit gebied te gebruiken. We zitten nu op 4300m hoogte en het is echt verschrikkelijk koud. Na het eten kaarten we een poosje met onze medereizigers. Als we met 6 mensen in ons barakje zitten en we steken wat kaarsen aan, wordt het iets warmer. Om 20.30 uur gaat het licht uit. De temperatuur is al tot -150 C gedaald. Het zal een merkwaardige nacht worden. De wind blaast door de kieren en naden van de barak waar we slapen. Om 5 uur worden we wakker geklopt. Het is ook nu ijzig koud. We horen dat het -20 is geweest. Alles in de jeep is bevroren. Ook onze watervoorraad. In het donker vertrekken we naar de 20 km verderop liggende vallei met de geisers van Sol de Mañana. Er spuit een heel hoog, de rest allemaal groten en kleineren, dampen. Ook de kokende modderpoelen ontbreken niet. We kunnen hier zo dicht bij als we willen. Niks van het geordende in Nieuw Zeeland. Het is de derde keer op onze reis dat we dit zien. Eigenlijk wel vreselijk, maar het imponeert ons niet echt meer. De hotsprings zijn even verder op. Ze liggen aan de oevers van het Laguna Chalpata. Je kunt hier een bad nemen. We gaan er niet in, maar warmen alleen onze ijskoude voeten erin. Het hete water stroomt naast het bevroren water waardoor er prachtige ijskristallen worden gevormd. Terwijl we badderen komt de zon ook op en krijgen we even later een ontbijtje uit de achterbak van de jeep. Er staat een gasfles met een gasstel op de grond. We krijgen scrambled eggs op steenkoude broodjes. We hebben het zo verschrikkelijk koud dat de tenen er bijna afvriezen. Na een uur stappen we weer in de jeep. Lagune Verde is ons doel. Het ligt 4 uren rijden van het Laguna Colorada. We passeren de vallei van Dali. Het lijkt inderdaad wel een schilderij van Dali waar we dwars door heen rijden. Het Laguna Verde is niet groen. Maar het heeft wel witte zoutranden. Het ligt aan de voet van een Licanbur vulkaan. Het groen verschijnt alleen maar als er wind staat. Nu hebben we dagen in de koude wind lopen bibberen, maar nu dus even niet. Het voordeel is dat de vulkaan prachtig weerspiegeld wordt in het heldere rimpelloze wateroppervlak. Het is weer in één woord: Schitterend! We wachten nog een half uurtje, maar er komt geen wind. Aan de andere kant van de vulkaan ligt Chili. Het meer ligt op 4300 m hoogte. Onderweg pikken we nog een Duitse jongen op. Deze gek is hier in deze verlaten vlakte in zijn eentje aan het fietsen. Hij heeft last van hoogte ziekte en is al verward. Hij weet niet eens meer hoe lang hij hier al is. Hij overnachtte in een tentje!!!! Halverwege wil hij weer de jeep uit en zelf verder fietsen. Na al dit moois rijden we nog een keer terug naar het Laguna Colorada. Het is op dit tijdstip van de dag wel rood. En dat niet alleen, er zijn ook een heleboel flamingo´s. We maken weer heel wat foto´s. We rijden door een kilometers lange vallei met allemaal grillig gevormde rotsen van lavasteen: de Valle de las Rocas. Natuurlijk lopen we hier ook even tussendoor. Maar was vanochtend de wind er niet, vanmiddag blaast hij dwars door al onze lagen kleren heen. Het is weer erg koud. We stappen sneller in de jeep dan we eigenlijk willen. Hierdoor zijn we eerder op onze bestemming: het dorpje Alota. Dit is een heel klein dorpje. We slapen in een huisje met een binnenplaats. Hier staat een broodoven en er lopen kippen rond. Maar er is ook een douche in en klein buitenhokje. We zitten onder het stof, dus daar hebben we wel zin in. Maar natuurlijk zijn we niet de enigen. We zijn nummer 5, 6 en 7. Als nummer 3, onze Amerikaanse medereizigster, Abi aan het douchen is gaat alles mis. De geiser hangt in de zelfde ruimte als de douche. De geiservlam brandt niet meer, maar de gaskraan staat nog wel open. Abi is dan nog in de douche ruimte en valt flauw. Als wij worden geroepen is ze aan het hyper-ventileren. We brengen haar naar bed. Er is een dokter in dit dorp. Hij komt snel. Er moeten hete kruiken aan te pas komen om haar weer op temperatuur te brengen. Wij houden het douchen nu maar voor gezien. We gaan eerst even stevig aan de warme matte de coca. En gaan dan ook naar bed. Dit wordt de derde keer dat we met al onze kleren aan het bed in duiken. Maar de cocathee blijkt een echt diureticum te zijn. We moeten allemaal steeds plassen. De ellende is dat we voor het toilet helemaal de binnenplaats over moeten steken. Maar blijven liggen lukt ook niet. Dag 286 Alota-Uyuni We zien er tegen op om ons warme bed te verlaten als er op de deur wordt gebonkt. Orlando, de chauffeur, heeft haast. Alles moet snel, snel. We nemen de tijd voor het ontbijt. Met Abi gaat het gelukkig een stuk beter. Dan stappen we in de jeep om terug te rijden naar Uyuni. Het wordt een lange rit. Het eerste stuk gaat prima. Als het halverwege een beetje warmer wordt en het ijs in de watertjes wat ontdooid, zien we vrouwen op het land de kleren wassen. De jeep begint kuren te krijgen. Er is iets met de verdeelkap of zo. Maar met flinke tussenpozen, waarin de jeep steeds weer opgekalefaterd wordt, komen we in San Christobal aan. In dit uitgestorven mijndorpje worden onderdelen voor de jeep gekocht. Onder het toeziend oog van de dorpsjeugd wordt de jeep gerepareerd. Wij vermaken ons met klaverjassen. We hebben dit de Amerikanen, Abi en Travis, gisteravond geleerd. Er wordt ook nog een lunch klaargemaakt. Na 1½ uur gaan we weer rijden. Echt veel helpen doen de nieuwe onderdelen niet. Het filter raakt steeds verstopt. We rijden 8 minuten, hebben dan 10 minuten nodig voor reparatie. Maar Orlando kan de reparatie steeds sneller uitvoeren. Zo wordt de laatste 30 km afgelegd. We hebben met onze medereizigers een wedden schap afgesloten hoe laat we in Uyuni zullen zijn. Janneke wint. De excursie wordt afgesloten met een bezoek aan een verzameling afgedankte oude treinwagons en stoomlocomotieven. Het is een echt treinenkerkhof. Er lopen ook wat lama´s rond. Als we eindelijk in Uyuni aangekomen zijn spreken we af om met z´n allen vanavond te gaan eten. ´s Avonds zitten we met ons groepje in de pizzeria van ons hotelletje, de kok en de restauranthouder komen er gezellig bijzitten. We vertellen over onze ervaringen en wisselen nog ideeën uit voor het vervolg van onze reis. Na ons verhaal over onze kapotte jeep vertelt de restauranthouder dat een minister 4 jaar geleden hier op de zoutvlakte vast heeft gezeten. Hij gebruikte toen een nieuwe jeep. Deze hebben elektronische ontstekingen. Het was toen zomer en dan staat er veel water op de zoutvlaktes. Dit zout tast alles aan. De jeeps deden niets meer. Gelukkig is het met ons niet zo ver gekomen. Na het uitwisselen van e-mail adressen, nemen we hartelijk afscheid van onze 3 Amerikaanse mede reizigers. In het hotel nemen weer een 3 persoons kamer. Dit keer nemen we een luxere kamer met douche en wc in de kamer en niet op de binnenplaats. Wij slapen nu als rozen in een heerlijk schoon en warm bed. Als we opstaan, is het verschrikkelijk koud. We hebben geen water. De leidingen aan de kant van hotel waar wij slapen zijn bevroren. Ook vannacht is het -200C geweest. Maar onder onze heerlijk warme dekbedden hebben we het niet gemerkt. Na een lekker ontbijt lopen we naar het busstation. We vertrekken met de bus naar Sucre. Hier kunnen we even lekker bijkomen van al de kou. Het ligt op 2790m. Dus is het daar een stuk warmer. We hebben een kaartje voor Diana bustours. Dit heeft Toñitotours voor ons geregeld toen we de rondtrip maakten. Ook hier moeten we een soort belasting van slechts 1 boliviano betalen voor we de bus instappen. De bus is niet erg comfortabel. Maar ook hier zien we weer een prachtig landschap met veel bergpassen, bergen waarop cactussen groeien, kudde´s lama´s, ezels en schapen. Soms zitten er mensen op de bus te wachten. Je vraagt je af waar ze vandaan komen. Er is geen huis of dorp in de buurt te bekennen. Ze slepen grote zakken vol spullen met zich mee. Na een rit van 7 uren komen we in Potosí aan. Dit is een stad die op 4000 m hoogte ligt. Ook hier kunnen de temperaturen ´s nachts ver beneden nul dalen. Deze stad ligt zelfs hoger dan Lhasa in Tibet. In Potosi willen we ook graag naar de zilver en tin mijnen, maar er is in Tarabuco, vlak bij Sucre, een mooie zondagsmarkt die we ook willen bezoeken. Daarom reizen we nu eerst door naar Sucre. We halen de bagage van het dak, waarna we naar een ander busstation worden gebracht. Hier stappen we op de bus naar Sucre. Deze rit duurt nog 3 uren. Het wordt al snel donker. We kunnen het niet zien, maar hebben het gevoel dat we steeds naar beneden rijden. Om 20.00 uur zijn we in Sucre. We nemen een taxi naar hostal Chacras. Hier hebben we goede berichten over gehoord. Ze hebben nog plaats en het ziet er goed uit. Men verkoopt hier kaartjes voor de bus naar Tarabuco. Dat komt goed uit. Na een kopje koffie en wat eten duiken we toch wel moe ons (harde) bed in. We kopen aan de overkant van het hotel een paar broodjes en eten deze in de bus op. Er is een ontbijt te krijgen in het hotel maar daar waren we te laat voor. Het gaat hier niet zo snel. Tarabuco dat hier 65 km vandaan ligt, heeft een markt. Deze markt is een belangrijke trekpleister. Het dorp zelf heeft 3000 inwoners. De Tarabuco´s zijn niet echt één volk. Het zijn waarschijnlijk nakomelingen van krijgers die in de Inca-tijd overal vandaan naar deze toenmalige grenspost van het rijk werden verplaatst. Ze speken nu Quechua en dragen ongeveer dezelfde geweven kleren met de typerende helmachtige hoed, de montero. Ook de vrouwen dragen hoeden. De Yamparaez die in de wijde omgeving wonen komen met vrachtwagens en te voet naar deze markt. De hoeden die ze dragen verschillen van dorp tot dorp. Ook hebben mannen paars rood gestreepte dekens om. Binnen in de markt is een aparte markt met groente en fruit. De mensen hier hebben niet zo veel met ons, de toeristen, op. Er wordt stevig geduwd en op de foto willen ze niet. Maar de markt is zeer kleurrijk en met de telelens is een fotorolletje zo volgeschoten. We wachten op het pleintje op de bus. Er liggen hier kinderen in een doos. Een ander kind eet gedroogde sinaasappelschillen van de grond. ´s Middags hebben we het wel bekeken en stappen we in een bus richting Sucre. De chauffeur rijdt als een gek door het glooiende landschap. Ook neemt hij weer vele mensen die, met hun hele hebben en houwen, langs de weg staan mee. Om 3 uur zijn we in Sucre terug en gaan we hier even op verkenning. We bezoeken de begraafplaats, de Cementario General. Deze is heel bijzonder. Het is een statig aangelegd park waar grote familie mausoleums staan. Ook complete grafmuren, waar de overledenen tot zeshoog zijn opgestapeld. In elk vakje past een kist. In het voorportaaltje hiervan staan bloemen. Sommige graven hebben zelfs een zonneschermpje. Ook (ex) presidenten liggen hier. Er lopen kinderen met ladders rond om bij de bovenste portaaltjes te kunnen komen. De bloemen zien er allemaal erg vers uit. Het is er ook erg druk. Sucre is de zetel van de regering en de officiële hoofdstad van Bolivia. Het ligt in een brede vallei op 2790 m hoogte. Het merendeel van de gebouwen in het centrum van de stad zijn eeuwenoud en weerspiegelen het rijke verleden. Op het, Plaza 25de Mayo, staan hoge bomen, fonteinen met beeldjes en opvallend sierlijke lantarenpalen. We willen morgen naar Potosí. Maar de dame achter de balie van het hotel vertelt ons dat de mijnen op maandag gesloten zijn. Als we later op Internet hier naar zoeken kunnen we niets vinden. We gokken er maar op. We kopen een kaartje voor de bus van 7 uur, hierna gaan we eten op de markt tegenover het hotel. Op de eerste verdieping is een comedor, een eetgelegenheid waar aan een lange tafel gegeten wordt. Het eten komt vanuit een zeer klein keukentje aan het eind van deze lange tafel, en wordt door het midden naar ons toegeschoven. We eten domisio: rijst met tomaat, vlees en ei. Onze wekker gaat vandaag om 6 uur. Een half uur later stappen we met ons drieën in de taxi die ons naar de busterminal brengt. We drinken hier een kop koffie en missen hierdoor bijna de bus. De chauffeur vertrekt 5 minuten te vroeg. We rennen op aanwijzing van een locale man buiten om en kunnen door te zwaaien de bus nog laten stoppen. Het voordeel van deze actie blijkt dat we nu geen instapbelasting hoeven te betalen. Je hoeft de 1 of 2 bolivianos alleen te betalen als je op het busstation instapt. Wat in de zestiende en zeventiende eeuw de rijkste, dichtstbevolkte en hoogste stad ter wereld was, is nu de armste. De hoogte is niet veranderd, die titel heeft Potosí nog steeds. (4100m). De rijkdom verkregen de Spaanse overheersers door de indiaanse bevolking aan het werk te zetten in de mijnen van de Cerro Rico, de rijke berg. Dat begon in 1545 toen het eerste zilver werd ontdekt. Daarmee begon de trieste geschiedenis van deze stad. Dankzij het zilver groeide Spanje uit tot een grootmacht waar de paleizen uit de grond schoten. Vooral Sevilla profiteerde hiervan. Maar Spanje maakte zo veel schulden dat het zilver gelijk doorstroomde naar Geneve, Brussel of Londen. Dankzij deze enorme cash flow uit Zuid Amerika kon de Europese economie zich razendsnel ontwikkelen. Als we na 2 uren Potosí naderen stuiten we op een blokkade. De mijn werkers hebben met hun vrachtwagens grote stenen aangevoerd die nu op de weg liggen. De vrachtwagens staan dwars op de weg. Er kan niemand meer langs. Achter onze bus worden ook stenen neergelegd. We kunnen nu niet meer voor- of achteruit. De stakers vertellen dat het wel 48 uren zal gaan duren. Ze staken voor betere werkomstandigheden. Veiligheids voorzieningen zijn bijna niet aanwezig in de mijnen. In de meeste gangen is geen ventilatie en de mijnwerkers kauwen cocabladeren tegen de vermoeidheid. Het werk wordt met de hand gedaan. De ondergronds temperaturen variëren van 0-45 graden. De mijnwerkers die aan verschillende chemicaliën blootstaan, sterven vaak jong aan longaandoeningen zoals silicose (stoflongen). Er is in die zin voldoende werk voor de vijftig begrafenisondernemers in Potosí. Ook bestaat er een serieus instortingsgevaar. De werkomstandigheden waren in de staatsmijnen iets beter dan in de privé mijnen. Een aantal staatsmijnen zijn echter door geldgebrek gesloten en verkocht. De nieuwe eigenaars, vaak coöperaties van ex-staatsmijnwerkers hebben geen geld om het machinepark weer aan de gang te krijgen, in veel mijnen gaat het er nu dan ook weer primitiever toe dan vroeger. We hebben een dagtochtje gepland en hebben dus alleen ons dagrugzakje mee. We besluiten maar verder te lopen naar Potosí. Daar is water en eten. Na een wandeling van zo´n 45 minuten komt een taxi ons tegemoet. Hij wil ons voor 15 Bolivianos wel naar het dorp brengen maar dan blijkt dat de alternatieve sluiproute ook afgezet is. We hebben het vermoeden dat hij dat wel wist. We lopen maar weer verder. We komen in de arme buitenwijken. Veiligheidshalve stoppen we de foto en filmcamera maar in de rugzak. We lopen achter een oud mannetje aan. De kromme beentjes zakken bijna door onder de last die hij op zijn schouders draagt. De staking zal best gerechtvaardig zijn, dat geloven we heus wel. Maar moeders met baby´s en oude mensen moeten maar zien hoe ze verder komen. De buitenwijk heeft alleen zandpaadjes. De varkens lopen hier vrij rond. We volgen de oude man maar een beetje. Hij vraagt de weg ook zo nu en dan. Hem zullen ze niet de verkeerde kant op sturen. Uiteindelijk komen we dan toch in het centrum aan. We gaan op het busstation eerst maar eens informeren hoe het allemaal zit. Maar men weet van niets. We moeten ons maar gewoon om 17.00 uur maar weer melden. De mijnen, waar voor we hier gekomen zijn, kunnen we nu niet bezichtigen vanwege de staking. We gaan dus maar de stad Potosi bezichtigen. Het is wel een schilderachtig plaatsje, verder gaan we maar wat Internetten. Om 17.00 uur gaan we bij het busstation maar eens informeren hoe het zit. Men weet nog steeds helemaal niets. Om 18.00 uur komt er een bus. Wij mogen hier niet in. Maar deze bus vertrekt ook niet. Niemand weet iets en het lange wachten begint. Bij de bus staan ook Nederlanders. Hoe kan het ook anders. Het blijkt dat we allebei de kerstdagen in Shihanoukville in Cambodja hebben doorgebracht, ook zij moeten 1 september weer terug zijn in Nederland. Door de wederzijdse verhalen valt het wachten ons niet zo lang. We horen dat er om 21.00 uur een beslissing genomen wordt of er wordt gereden of niet. Als we om negen uur in de bus zitten, vertellen ze ons dat er niet gereden wordt. Maar een half uur later weer wel. Dat is hier een probleem. Je verstaat of begrijpt niets en je kunt alleen maar afwachten. Tot overmaat van ramp gaat er ook nog een dronken Boliviaan kotsen in de bus. Moeders leggen hun kinderen op de grond om te gaan slapen. Dan wordt er een poging gedaan om te gaan rijden. Maar we komen niet ver vanwege de blokkades. De bus maakt rechtsomkeer terug naar het busstation, daar aangekomen blijkt dat het busstation inmiddels ook is gesloten. Door de grote hoogte is het ook hier weer erg koud. We hadden uiteraard niet op een staking gerekend en hebben onze jassen in Sucre gelaten. Overdag is het erg lekker weer en hebben we de jassen niet nodig. We zitten dus een beetje te bibberen. Om middernacht krijgt onze chauffeur een tip over een alternatieve route. We gaan weer rijden. Overal zien we de kampvuren van stakers. Het is eigenlijk wel een beetje eng. Bij de eerste blokkade kunnen de stenen van de weg gehaald worden. We rijden heel langzaam en zonder licht verder. Na een half uurtje als we de politie post voorbij zijn kunnen opgelucht ademhalen. We zijn de blokkade´s voorbij. Op weg naar Sucre!!!!! Nu nog drie uurtjes rijden. Midden in de nacht bellen we aan bij het hostal Chacres. De vuren die we onderweg hebben gezien en wat we een beetje eng vonden, blijken niet te zijn wat wij dachten. We dachten dat het vuren waren waar de stakers zich bij opwarmden. Maar het zijn vuren voor het feest van San Juan, dat op de langste en koudste nacht wordt gevierd. Overgebleven gewas of droog gras wordt op de langbouwgrond in brand gestoken, om zo de aarde symbolisch op te warmen en de vruchtbare as over het land te verspreiden. Op het platte land wordt soms tin en lood in het vuur gegooid om uit het smeltende metaal de toekomst te lezen. Dag 290 Sucre - La Paz. We kunnen vanwege verdere blokkades niet met de bus naar La Paz terug. De stakingen hier in Bolivia leggen steeds vaker hele gebieden lam. In de krant lezen we dat er een dode bij de stakingen gevallen is. De standpunten verharden zich hierdoor natuurlijk. We besluiten dan ook maar naar La Paz te vliegen. We gaan op tijd naar de luchthaven en kunnen nog boeken een vlucht die over een uur vertrekt, alsof je een kaartje voor de bus koopt! De vlucht duurt een uurtje terwijl je er met de bus 14 -18 uren over zou doen. Als we over de bergen vliegen zien we waarom: allemaal kronkels in de weg die 750 km lang is. We hebben zo ook een mooi uitzicht op de Andes met de bergen met eeuwige sneeuw. In La Paz moeten we nog enkele vluchten regelen bij American Airlines. Deze keer gaat het beter. Hoewel het lang duurt voor het klaar is, hebben we nu wat we willen. We blijven geen 3 dagen in Miami maar vliegen meteen door maar Mexico. Dan gaan we Internetten. We proberen het een paar keer, maar het lukt niet om geld over te maken voor ons Galapagos tripje. We bellen even met onze dochter. Zij is blij dat ze onze stem weer even hoort. Zij zal het geld voor ons overmaken. We gaan in La Paz ook geld pinnen en travellercheques voor broer inwisselen. We lopen via de Santa Cruz weer terug naar het hotel. Hier zien we mooie tafelkleden. Het is de goede kleur en we denken dat het de goede maat is. Voor 75 Bolivianos is het kleed voor ons. Ook brengen we hier weer een fotorolletje weg. Ik ben zo benieuwd naar de foto´s van Tarabuco. Ook boeken we een bus naar Copacabana aan het Titicaca meer. Als er vanwege de stakingen niet gereden kan worden morgen, moeten we langs komen om het ticket over te zetten of ons geld terug te krijgen. ´s Avonds gaan we weer bij een eethuisje eten, weer kip en patat. Voor het eten hoef je niet naar Bolivia te komen. Als we weer naar boven lopen staan we versteld hoe gemakkelijk het gaat in vergelijking met vorige week. Al moet je ook nu niet achter iemand lopen die rookt, of te veel willen praten, dan raak je alsnog buiten adem. In de hal van ons hostal zit een reisbureautje. Volgens de mensen hier wordt er morgen nog steeds gestaakt. We wachten maar af. We worden vandaag om 8.00 uur opgehaald, dat is een half uur later dan was afgesproken. We zijn dus even bang, zijn ze ons vergeten, of rijdt de bus niet? Als we bij het busstation overstappen in de bus naar Copacabana vertellen ze dat de bus niet naar Copacabana gaat i.v.m. de wegblokkades. De bus zal via een andere route direct doorrijden naar Puno in Peru. We hebben geen zin meer om nog een dag in La Paz door te brengen, dus gaan we maar verder mee. Dit was onze 2e bestemming in Peru. De dame neemt ons open ticket naar Copacabana in en we krijgen een ticket naar Puno terug. We gaan de grens over bij Desguadero. We wisselen hier travellercheques. We hebben het gevoel dat we enorm afgezet worden. Maar dat is toch altijd zo bij de grenswisselkantoren. Ik laat met mijn stomme hoofd de dagrugzak ook nog bij de balie staan. Bert mist hem opeens. Snel op een holletje terug en gelukkig staat de rugzak er nog. Nu stappen we over in een Peruviaanse bus. In deze bus zitten mensen die wel via een andere grensovergang, toch willen proberen naar Copacabana te gaan. Eigenlijk willen we dat ook wel. We vragen de buschauffeur hoe hij er over denkt. Volgens hem kan het wel. Maar ons kaartje naar Puno is dan niet meer geldig. We gaan toch deze route maar proberen. Dus na 50 minuten In Peru te zijn geweest, gaan we de grens op een andere plaats, bij Yunguyo weer over naar Bolivia. We hebben nu aardig wat stempels er bij in het paspoort. Aan de Boliviaanse kant van de grens staat een busje klaar om ons naar Copacabana te brengen dat 8 km verderop ligt. Het lukt ook nog allemaal en we komen na een fikse omweg toch nog op onze plaats van bestemming. De bus stopt voor een leuk hostal. Het kolonial. We hebben een riante kamer voor 60 Bolivianos met uitzicht op het Titicacameer. We gaan meteen Copacabana verkennen. Op het pleintje voor de kerk worden, volgens de Lonely Planet, elke middag nieuwe gekochte auto´s gezegend door meneer pastoor. Er is nog niets te zien dus gaan we eerst maar de kerk bekijken. De Basílica de la Virgen de Coapacabana is wit en in Moorse stijl gebouwd. Er is erg veel goud binnen in de kerk. Vooral voor het altaar is veel goud en zilver gebruikt. De maagd van Copacabana die hier staat is zwart van het neergeslagen roet van de grote hoeveelheid kaarsen die hier worden aangestoken. Ze draagt een wit gewaad. Er worden veel wonderen aan dit beeld toegeschreven en één daarvan betreft het kindje Jezus op haar arm. Naast de kerk staat een kleine donkere kapel waar de gelovigen hun flessen kunnen vullen met gezegend water. Aan de andere kant staat de kapel met kaarsen. Er branden vandaag niet zo heel veel. Op het binnenplein zitten veel vrouwen te bedelen. Eentje huilt er bijna bij. We kunnen niet goed inschatten of het nu echt is of niet. We gunnen haar het voordeel van de twijfel en geven haar wat. Ik moet er niet aan denken dat mama hier zo haar oudedag zou moeten doorbrengen. Als we weer buiten staan komen er allerlei auto´s aanrijden. Er worden bij de kraampjes versieringen gekocht die op de motorkap van de auto gelegd worden. Dan komt er opeens een grote oplegger met wegenbouw machines aan. De oplegger komt uit Nederland, zelfs de Nederlandse kentekenplaat zit er nog op. De machines zijn nieuw. Het blijkt een wegenbouwproject voor wegverbetering in Peru te zijn. De wegenbouwmachines worden hier gezegend. In Peru kan dat blijkbaar niet. Al de voertuigen worden versierd met bloemen. De pastoor heeft wijwater te kort om al deze machines te besprenkelen. De banden en de motor worden niet overgeslagen. Als kwast worden 2 anjers gebruikt. Als ieder voertuig is gezegend houdt de chauffeur/teamleider een toespraakje. Na afloop gaan we op een terrasje zitten en bestellen een warme chocolademelk. We hebben nog nooit zo iets viezigs gedronken. We gaan een tour boeken naar Isla del Sol. We varen in 1 1/2 uur naar het Isla del Sol. Het is een prachtig eiland. Volgens de Inca verhalen is het de geboorteplaats van de zon. De aanleg steiger ligt aan het begin van een steile inca trap. De klim naar boven doet ons naar lucht snakken. We lopen langs de eucalyptusbomen naar de Fuente del Inca, de Inca bron. Dit valt niet mee. We gaan eerst maar een kopje cocathee drinken in het dorpje Yumani. Als ik buk valt het fototoestel uit de tas. Het valt precies verkeerd en doet helemaal niets meer. Ik kan wel janken. Er zitten hier nog een paar toeristen die hier logeren. Ze hebben ducktape bij zich. We repareren het toestel provisorisch. Na de rust gaan we weer op weg. Maar na een uurtje wordt Bert duizelig en raar in zijn hoofd. We houden maar even pauze. Eten een appel en drinken veel water. Bert voelt zich echt niet goed. We gaan maar terug. De terug weg gaat voor het grootste deel naar beneden, maar de kleine stukjes omhoog zijn nu zelfs erg zwaar. We wilden aan de andere kant van het eiland overnachten. Maar Bert voelt zich nog steeds niet goed. We zien op de weg terug nog veel moois. Meisjes die met lama´s wandelen en tegelijkertijd op hun jongere broertjes moeten passen. Vrouwen die met zes ezels lopen. Vrouwen die hun rokken wassen. We hadden ons al afgevraagd wat al die cirkels met een gat in het midden zouden zijn. Het zijn hun onderrokken. De bovenste rok heeft vaak een glimmende lurexdraad die er door geweven is. De kinderen hier zijn veel toeristen gewend. Ze vragen zelfs of je een foto van ze wil maken. Natuurlijk willen ze dan geld of snoep. De terrassen op Isla del Sol zijn vernoemd naar moeder aarde: Panchamama. Als we de incatrap weer aflopen en in het haventje zitten te wachten, komt er een groot luxe catamaranschip aan. De passagiers gaan met een rieten schip een tochtje maken. Het is een boot die nagemaakt is van de boten die vroeger op het Titicacameer voeren. De boot wordt geroeid door Bolivianen in klederdracht. Na de trip, als de catamaran ook weer verdwenen is, blijkt de boot gewoon op de motor te kunnen varen, die verstopt zit in het riet. Eindelijk komt ons bootje aanvaren. Om 17.30 uur zijn we weer in Copacabana. Dag 293 Copacabana Vannacht niet lekker geslapen. Het fototoestel zit me toch dwars. We gaan lekker ontbijten. De zon schijnt lekker maar de wind is koud. We zitten lekker te lezen in de tuin van het hostal. Eten nog een pannenkoek met banaan, papaja en room. De ober van het hostal wil graag van pen ruilen. Hij is helemaal gelukkig als hij de pen zo wel mag hebben. Ook dit hostal heeft net als veel andere waarin we hebben geslapen een elektrische douche. Deze zit met een koud water douche kop aan een elektrisch verwarmingselement vast. Hier mag je absoluut niet aankomen als je doucht. We hebben een lekker lui dagje. Morgen gaan we voor de tweede keer richting Puno. Dan is Bolivia ook al weer voorbij. Het einde van onze reis komt nu wel heel erg dichtbij........................
|